ECLI:NL:RBZWB:2025:6080

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
11500614 CV EXPL 25-345
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van algemene huurvoorwaarden in een huurovereenkomst tussen een professionele verhuurder en een consument-huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonkwartier, een professionele verhuurder, en een consument-huurder. De huurder had de huurovereenkomst per 11 maart 2025 opgezegd, maar had een huurachterstand laten ontstaan. Woonkwartier vorderde betaling van de huurachterstand, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van Woonkwartier getoetst op oneerlijke bedingen ten opzichte van de consument. De rechter oordeelde dat bepaalde artikelen in de algemene voorwaarden, zoals die over incassokosten en boetes, oneerlijk waren en vernietigde deze. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom van € 7.080,36 toegewezen, maar de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente afgewezen. De huurder werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten van € 1.501,45 betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11500614 \ CV EXPL 25-345
Vonnis van 10 september 2025
in de zaak van
STICHTING WOONKWARTIER,
te Moerdijk,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonkwartier,
gemachtigde: AGIN Timmermans,
tegen
[huurder],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [huurder] ,
gemachtigde: mr. M. Raaijmakers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 mei 2025 en de daarin genoemde stukken,
- het e-mailbericht van 14 juli 2025 van Woonkwartier met bijlagen A tot en met D, alsmede een akte vermeerdering van eis,
- de mondelinge behandeling van 13 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- het e-mailbericht van 13 augustus 2025 van [huurder] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in het kort

2.1.
Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten, welke door [huurder] per 11 maart 2025 is opgezegd. [huurder] heeft echter een huurachterstand laten ontstaan en is, ondanks herhaalde betalingsherinneringen van Woonkwartier, niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil en beoordeling

Vordering
3.1.
Woonkwartier vordert - na vermeerdering van eis bij akte en vermindering van eis ter zitting - veroordeling van [huurder] tot betaling van in totaal € 7.630,81 (bestaande uit
€ 7.080,36 aan hoofdsom en € 550,45 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2025 tot aan de dag van algehele voldoening. Volgens Woonkwartier heeft [huurder] een huurachterstand laten ontstaan die hij alsnog dient te voldoen. Daarnaast stelt Woonkwartier dat [huurder] de woning onjuist heeft opgeleverd, waardoor zij kosten heeft moeten maken die voor rekening van [huurder] komen.
Ambtshalve toetsing
3.2.
In de toepasselijke algemene voorwaarden van Stichting Woonkwartier staan (onder andere) de volgende bepalingen:
“6.1.
Huurder voldoet de te betalen prijs voor het gehuurde in zijn geheel, bij vooruitbetaling, vóór de eerste van de maand door betaling van het verschuldigde bedrag op de door verhuurder aangegeven wijze.
Vanaf de eerste dag van de maand is huurder voor de termijn voor die maand in verzuim en is hij wettelijke rente verschuldigd.
13.1.
Indien één der partijen in verzuim is met de nakoming van enige verplichting, welke ingevolge de wet en/of de huurovereenkomst op hem rust en daardoor door de andere partij gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moeten worden genomen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van die ene partij.
13.2.
Indien één van de partijen een uit hoofde van de overeenkomst of uit andere hoofde
overeengekomen verschuldigd bedrag niet volledig en stipt op de vervaldag voldoet, dan verkeert deze partij direct vanaf de vervaldag in verzuim en is deze partij vanaf die dag de wettelijke rente verschuldigd. Daarnaast is de partij die in verzuim verkeert en die een natuurlijk persoon is, niet handelend in de uitvoering van beroep of bedrijf, een vergoeding verschuldigd voor de redelijke incassokosten, zulks met in acht neming van artikel 6:96, leden 2 tot en met 6 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de verschuldigde incassokosten wordt berekend conform artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, waarbij tenminste het aldaar opgenomen minimumbedrag van € 40,-- verschuldigd zal zijn.
Is de partij die in verzuim verkeert geen natuurlijk persoon, dan is deze partij direct vanaf het
intreden van verzuim een vergoeding verschuldigd voor de buitengerechtelijke incassokosten, welke 15% van de verschuldigde hoofdsom bedraagt met een minimum van € 75,-.
Boete
Artikel 15
Indien één van de partijen enige bepaling uit deze Algemene Huurvoorwaarden overtreedt, is die partij verplicht ten behoeve van de andere partij een onmiddellijk opeisbare boete te betalen van € 25,- (prijspeil november 2013 geïndexeerd volgens de CBS Consumentenprijsindex, Alle Huishoudens) per kalenderdag met een maximum van € 15.000,- verschuldigd, onverminderd de verplichting van die partij om alsnog overeenkomstig deze Algemene Huurvoorwaarden te handelen en onverminderd de overige rechten van de andere partij op schadevergoeding. Deze boete zal, zonder rechterlijke tussenkomst voor elke dag waarin de overtreding voortduurt, verschuldigd zijn.”
3.3.
Woonkwartier is een professionele verhuurder. [huurder] heeft als consument-huurder een woonruimte van eiser gehuurd. Op zo’n overeenkomst zijn consument-beschermende bepalingen van toepassing. De kantonrechter moet ambtshalve (dat wil zeggen; uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) beoordelen of in de huurovereenkomst of in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bedingen (artikelen) zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van de consument in de zin van artikel 3 van de Europese Richtlijn Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (richtlijn 93/13/EEG). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek, waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.4.
De kantonrechter moet beoordelen of bedingen in een overeenkomst, zonder afzonderlijke onderhandeling, het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen de consument oneerlijk verstoren. Zo ja, dan moeten deze bedingen worden vernietigd, zodat de consument wordt beschermd tegen oneerlijke ‘kleine lettertjes’. Het maakt daarbij niet uit of de eisende partij zich in de praktijk alleen beroept op wettelijke bepalingen; ambtshalve toetsing blijft verplicht. Indien een beding oneerlijk blijkt, moet de bijbehorende vordering worden afgewezen, ongeacht of het gaat om de hoofdsom, incassokosten, of rente.
3.5.
Artikel 6.1 van de algemene voorwaarden wijkt niet af van artikel 6:119 BW. De consument wordt dus niet oneerlijk benadeeld. De kantonrechter oordeelt daarom dat dit artikel niet als oneerlijk moet worden beschouwd.
3.6.
Artikel 13.1 van de algemene voorwaarden is op zichzelf als oneerlijk te kwalificeren, omdat het nadelig afwijkt van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten ten aanzien van consumenten. De Hoge Raad heeft in een arrest (HR 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4) bepaald dat contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen onrechtmatig is. Op basis van dit beding krijgt eiser de vrijheid om onbeperkt kosten in rekening te brengen, waaronder ook incassokosten. Deze kosten zijn niet gespecificeerd, wat ertoe kan leiden dat gedaagde wordt belast met buitensporig hoge kosten die normaal niet voor rekening van de consument behoren te komen. Dit terwijl de wettelijke regeling juist voorziet in een gemaximeerd bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, mits aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW is voldaan. De voorwaarde heeft een aanzienlijk bredere reikwijdte dan wat op grond van de wet, in samenhang met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, aan [huurder] in rekening mag worden gebracht.
3.7.
Voor artikel 13.2 van de algemene voorwaarden betekent dit het volgende: dit incassobeding verwijst naar de wettelijke regeling van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Binnen de kaders van deze wettelijke bepalingen is het incassobeding op zichzelf dus niet als oneerlijk te beschouwen. Het lijkt immers aan te sluiten bij de wettelijke vereisten en biedt op het eerste gezicht voldoende bescherming voor de consument. Toch moet ook dit artikel als oneerlijk worden beschouwd. Hierbij wordt het volgende overwogen.
3.7.1.
Wanneer artikel 13.2 van de algemene voorwaarden in samenhang wordt gelezen met andere bepalingen in de algemene voorwaarden, zoals artikel 13.1 van de algemene voorwaarden en het boetebeding in artikel 15 van de algemene voorwaarden, ontstaat een ander beeld. Naast dat de bedingen apart worden getoetst, moet ook het cumulatieve effect van alle bedingen in de algemene voorwaarden worden getoetst (Radlinger (HvJEU 21 april 2016, C-377/14, ECLI:EU:C:2016:283). Artikel 13.1 van de algemene voorwaarden bepaalt dat álle kosten, zowel gerechtelijke rechte als buitengerechtelijke, volledig op de consument of huurder kunnen worden verhaald indien er maatregelen moeten worden getroffen als gevolg van niet-nakoming door gedaagde. Het beding specificeert niet welke kosten dit precies omvat, waardoor ook kosten die buiten de wettelijke regeling vallen onder dit artikel kunnen worden gebracht. Dit creëert een aanzienlijke mate van onzekerheid voor de consument en opent de deur naar mogelijk buitensporige kostenverhalen.
3.7.2.
In combinatie met het boetebeding in artikel 15 van de algemene voorwaarden wordt dit risico nog vergroot. Dit artikel bepaalt dat de huurder, bij iedere tekortkoming, een boete van € 25,00 per dag verschuldigd is. Wanneer deze bepalingen gezamenlijk worden toegepast, kunnen de financiële gevolgen voor de consument aanzienlijk zijn en ver uitstijgen boven wat de wettelijke regeling beoogt. Dit kan ertoe leiden dat gedaagde wordt geconfronteerd met een opeenstapeling van kosten, boetes en vergoedingen die in strijd zijn met de grenzen van redelijkheid en billijkheid, zoals bedoeld in de Europese en nationale consumentenwetgeving.
3.8.
Woonkwartier heeft de kantonrechter verzocht alleen het boetebeding te vernietigen. De bedingen omtrent de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten zouden volgens haar namelijk wel eerlijk zijn. Dit standpunt gaat echter niet op. Gelet op de cumulatieve toetsing van alle relevante bedingen (artikelen 13.1, 13.2 en 15 van de algemene voorwaarden) blijkt dat de combinatie van het incassobeding en het boetebeding de consument (mogelijk) in een buitensporig nadelige positie plaatst. Hierdoor ontstaat een situatie waarin [huurder] , zelfs bij een beperkte tekortkoming, geconfronteerd kan worden met een opeenstapeling van kosten en boetes die aanzienlijk hoger liggen dan wettelijk is toegestaan. Het argument van Woonkwartier dat slechts het boetebeding oneerlijk zou zijn, miskent dus het vereiste van een cumulatieve beoordeling van de algemene voorwaarden. De kantonrechter oordeelt daarom dat zowel artikel 13.1, artikel 13.2 als artikel 15 van de algemene voorwaarden als oneerlijk ten opzichte van de consument moeten worden beschouwd. De kantonrechter vernietigt voornoemde artikelen, waardoor Woonkwartier geen aanspraak kan maken op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
Inhoudelijk
3.9.
Na aanvankelijk verweer te hebben gevoerd heeft de gemachtigde van [huurder] in haar e-mailbericht van 14 augustus 2025 medegedeeld dat [huurder] de vordering, met inachtneming van de akte vermeerdering van eis van 14 juli 2025, erkent. Nu [huurder] derhalve niet langer verweer voert tegen de vordering van Woonkwartier en de kantonrechter die vordering ook niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de hoofdsom worden toegewezen. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente wordt zoals reeds is overwogen afgewezen.
3.10.
[huurder] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonkwartier worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.501,45

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [huurder] om aan Woonkwartier te betalen een bedrag van € 7.080,36,
4.2.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten van € 1.501,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [huurder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.