In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonkwartier, een professionele verhuurder, en een consument-huurder. De huurder had de huurovereenkomst per 11 maart 2025 opgezegd, maar had een huurachterstand laten ontstaan. Woonkwartier vorderde betaling van de huurachterstand, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van Woonkwartier getoetst op oneerlijke bedingen ten opzichte van de consument. De rechter oordeelde dat bepaalde artikelen in de algemene voorwaarden, zoals die over incassokosten en boetes, oneerlijk waren en vernietigde deze. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom van € 7.080,36 toegewezen, maar de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente afgewezen. De huurder werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten van € 1.501,45 betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.