ECLI:NL:RBZWB:2025:6092

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
RK 25-010027
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake teruggave inbeslaggenomen auto

Op 21 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, verzocht om opheffing van het beslag op haar auto, die op 12 april 2025 in beslag was genomen van de heer [belanghebbende]. Klaagster stelde dat zij de eigenaar van de auto is en dat het beslag haar ernstig belemmert in haar dagelijks leven, vooral omdat zij alleenstaande moeder is en de auto nodig heeft voor werk en het vervoer van haar kinderen. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, steunde de teruggave van de auto aan klaagster, wat leidde tot de beslissing van de rechtbank.

De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank stelde vast dat het Openbaar Ministerie geen strafvorderlijk belang meer zag in het voortduren van het beslag, wat leidde tot de conclusie dat het klaagschrift gegrond was. De rechtbank gelastte de teruggave van de BMW 116i aan klaagster, aangezien er geen andere rechthebbende was aangetoond. De beslissing werd genomen door rechter mr. R.H.M. Pooyé, in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer : 25-010027
datum : 21 augustus 2025
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a Sv van:
[klaagster],geboren op [geboortedag] 1986,
woonplaats kiezende op het kantoor van mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, Bovendonk 11a, 4707 ZH Roosendaal.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend op 16 april 2025 ter griffie van deze rechtbank;
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt op 12 april 2025 onder [belanghebbende] een BMW 116i met [kenteken] in beslag is genomen (hierna: de auto);
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 19 augustus 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. C.P.G. Tax, klaagster en mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden als advocaat van klaagster, gehoord.
De belanghebbende is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen. Dit is: [belanghebbende].
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klaagster. Daartoe is aangevoerd dat klaagster eigenaar is van de auto en wordt bezwaard door de inbeslagneming en voortduring daarvan. Klaagster heeft in aanvulling op het klaagschrift in raadkamer aangegeven dat de heer [belanghebbende] de auto op 12 april 2025 zonder toestemming van klaagster heeft meegenomen en dat zij hem niet heeft kunnen tegenhouden, omdat zij ziek op bed lag. Voorts is er geen sprake van herhalingsgevaar nu zij en de heer [belanghebbende] niet meer samen zijn. Zij is nu alleenstaande moeder en heeft haar auto hard nodig voor haar werk en voor het vervoeren van haar drie kinderen.
De officier van justitie ziet in de nadere toelichting van klaagster in raadkamer aanleiding om af te wijken van de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en stelt zich op het standpunt dat de auto teruggegeven kan worden aan klaagster.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Op grond van artikel 116, eerste lid, Sv laat het Openbaar Ministerie de in beslag genomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. Dit betekent het volgende. Als het Openbaar Ministerie zich op het standpunt stelt dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij het voortduren van het beslag, dan moet de rechter ervan uitgaan dat het standpunt juist is. Dat standpunt heeft de officier van justitie in raadkamer in deze beklagzaak ingenomen. Daarom zal de rechtbank het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag gegrond verklaren en de teruggave van de auto aan klaagster gelasten, nu niet is gebleken dat een ander dan klaagster redelijkerwijs als rechthebbende van de auto is aan te merken.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van BMW 116i met [kenteken] aan klaagster.
Deze beslissing is genomen door mr. R.H.M. Pooyé rechter, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 21 augustus 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).