ECLI:NL:RBZWB:2025:6096

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
C/02/437510 / JE RK 25-1251
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een familiezakenprocedure

Op 8 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de minderjarigen sinds 10 maart 2022 onder toezicht staan van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland. De ondertoezichtstelling is eerder verlengd en de kinderrechter heeft nu besloten deze opnieuw te verlengen voor een periode van zes maanden, tot 10 maart 2026. De kinderrechter heeft dit besluit genomen op basis van de ernst van de ontwikkelingsbedreigingen die de kinderen nog steeds ondervinden, ondanks positieve ontwikkelingen in de communicatie tussen de ouders en de verbeterde contacten tussen de moeder en de kinderen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het noodzakelijk is dat de GI betrokken blijft om de ouders te ondersteunen in hun verantwoordelijkheden en om de voortgang van de situatie te monitoren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de kinderen niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft ook een pro forma datum vastgesteld voor rapportage door de GI over de voortgang van de ondertoezichtstelling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/437510 / JE RK 25-1251
Datum uitspraak: 8 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats 1] .
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 4 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de GI.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 2] naar zijn mening gevraagd, maar [minderjarige 2] heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
2.2.
Bij beschikking van 10 maart 2022 zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 10 maart 2022 tot 10 maart 2023. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 25 november 2024 met ingang van 10 december 2024 en tot 10 september 2025.
2.3.
Bij beschikking van 7 maart 2023 is een machtiging verleend om [minderjarige 2] en [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de andere ouder met gezag, te weten bij de vader, met ingang van 7 maart 2024 en tot 7 juni 2024. Deze machtiging is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 23 januari 2025 met ingang van 30 januari 2025 en tot 10 juni 2025.
2.4.
De hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is bij de vader bepaald. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] wonen bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek, waarbij de GI verzoekt om de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden te verlengen en het restant van zes maanden aan te houden. De ouders hebben in de afgelopen periode met behulp van het OSB-traject positieve stappen gezet. Zo is de communicatie tussen de ouders verbeterd en zijn er stappen gezet in de begeleide contacten tussen de moeder en de kinderen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben veel meegemaakt en de moeder blijft ontkennen dat zij de kinderen heeft geslagen, geschopt en geknepen. Dit is lastig voor de kinderen, maar zij hebben wel meer vertrouwen in de moeder gekregen. Zo hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aangegeven dat zij het fijn vinden bij de moeder en dat zij ook meer naar de moeder toe willen. De moeder reageert tijdens de contactmomenten goed op de kinderen, maar als de kinderen iets onverwachts doen kan de moeder impulsief reageren. De GI wil de komende zes maanden onderzoeken in hoeverre de moeder leerbaar is als het gaat om de impulsieve momenten en of en in hoeverre het contact kan worden uitgebreid. Verder heeft de GI besloten om niet verder te gaan met [traject] . Het heeft lang geduurd voordat de intake kon plaatsvinden en vervolgens is de behandelaar weg gegaan. De GI gaat kijken wat de kinderen nodig hebben om hun verhaal te kunnen doen en te verwerken wat zij hebben meegemaakt en welke hulpverlening daar passend bij is.
4.2.
De vader staat achter het verzoek van de GI. Hij vindt het fijn dat er sinds dit jaar schot in de zaak zit en dat er eindelijk rust voor de kinderen is. De hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is inmiddels bij de vader bepaald en de moeder is akkoord gegaan met de wisseling van school, dokter en tandarts van de kinderen. Het gaat erg goed met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op school, maar de vader maakt zich wel zorgen over [minderjarige 1] . De laatste periode komen de gebeurtenissen van vroeger met de moeder bij haar naar boven. Het contact tussen de moeder en de kinderen is zeer recent met twee uur uitgebreid en dat is goed verlopen. De kinderen gaan met plezier naar de moeder toe. De vader vindt het belangrijk dat het contact tussen de moeder en de kinderen wordt gemonitord en dat de positieve lijn wordt voortgezet. Het contact tussen de ouders verloopt op dit moment ook goed. Zo heeft de moeder de kinderen voor het contactmoment bijvoorbeeld thuis bij de vader opgehaald en dat is goed verlopen. Tot slot is de vader niet tevreden over het [traject] , nu dit niet van de grond komt.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
De kinderrechter zal het verzoek toewijzen zoals verzocht en de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] verlengen voor de duur van zes maanden, te weten met ingang van 10 september 2025 en tot 10 maart 2026, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.4.
De afgelopen periode zijn positieve stappen gezet en is er meer duidelijkheid en rust voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gekomen. Door de bepaling van het hoofdverblijf bij de vader is het duidelijk geworden dat de kinderen blijvend zullen opgroeien bij de vader. Ook is de communicatie en samenwerking tussen de ouders verbeterd en zijn er stappen gezet in de contacten tussen de moeder en de kinderen. De kinderen hebben meer vertrouwen in de moeder gekregen en de contacten verlopen positief en zijn zeer recent uitgebreid. Ondanks deze positieve ontwikkelingen is de kinderrechter van oordeel dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog niet volledig is weggenomen en dat de positieve ontwikkelingen op dit moment nog te pril zijn om de ondertoezichtstelling te beëindigen. Er moeten nog stappen worden gezet en de kinderen hebben in het verleden veel meegemaakt, waaronder de conflictueuze scheiding tussen de ouders, een wisseling van het hoofdverblijf en impactvolle gebeurtenissen in de thuissituatie bij de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader aangegeven dat die impactvolle gebeurtenissen bij de moeder thuis bij [minderjarige 1] de laatste tijd naar boven komen. De GI heeft besloten niet verder te gaan met [traject] , maar de kinderrechter vindt het wel van groot belang dat de kinderen hulp krijgen om de impactvolle gebeurtenissen uit het verleden te verwerken. Ook moet er nog verder zicht komen op het opvoederschap van de moeder en haar leerbaarheid als het gaat om de contacten met de kinderen. Daarnaast is het patroon tussen de ouders nog niet blijvend doorbroken en loopt het OSB-traject nog. Hoewel de ouders op dit moment weliswaar meewerken met de GI en de hulpverlening, is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk is dat de GI in het gedwongen kader betrokken blijft om ervoor te zorgen dat de ouders bereid blijven om de benodigde hulp aan te (blijven) gaan en hiervan te profiteren.
5.5.
Om een vinger aan de pols te houden, de voortgang te bewaken en om indien nodig tijdens een nader te plannen mondelinge behandeling afspraken met elkaar te maken, zal de kinderrechter – zoals door de GI is verzocht – een toetsingsmoment creëren door de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de ouders met behulp van de GI de positieve ontwikkelingen en het OSB-traject voortzetten, zodat er nog meer rust en duidelijkheid voor de kinderen komt. Van de GI verwacht de kinderrechter dat zij regie blijven voeren en de situatie blijven monitoren. De kinderrechter gaat er vanuit dat de GI de komende periode het contact tussen de moeder en de kinderen verder zal vormgegeven en dat er met inachtneming van de leerbaarheid van de moeder zal worden gekeken of en in hoeverre een uitbreiding van het contact mogelijk is. Ook vindt de kinderrechter het belangrijk dat er passende hulpverlening voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt ingezet, zodat zij de impactvolle gebeurtenissen kunnen verwerken. Van de ouders verwacht de kinderrechter dat zij zich blijven inzetten voor het OSB-traject, dat zij het belang van de kinderen voorop blijven zetten en met de GI, de hulpverlening en elkaar blijven samenwerken.
5.6.
Nu het verzoek tot het verlengen van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden zal worden toegewezen en het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden, verzoekt de kinderrechter de GI om voor de nader te noemen pro forma datum te rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling en de stand van zaken en te berichten of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
5.7.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] met ingang van 10 september 2025 en tot 10 maart 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de beslissing ten aanzien van het resterende deel van het verzoek tot ondertoezichtstelling aan tot
6 februari 2026 PRO FORMAen verzoekt de GI om voor deze datum te rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling en de stand van zaken en te berichten of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd;
6.4.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2025 door mr. Borm, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 12 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.