ECLI:NL:RBZWB:2025:6098

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
C/02/439134 / JE RK 25-1546 en C/02/439137 / JE RK 25-1547
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Merbel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nadere beschikking (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

Op 8 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2010. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Middelburg heeft verzocht om een spoedmachtiging voor de minderjarige, die eerder in een gesloten accommodatie verbleef. De kinderrechter heeft de procedure op 8 september 2025 gevoerd met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, haar ouders en vertegenwoordigers van het College aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn, die de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft besloten de eerder verleende spoedmachtiging niet te herroepen en heeft een reguliere machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden, tot 9 december 2025. De kinderrechter heeft daarbij benadrukt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn en dat de veiligheid van de minderjarige in een open setting niet kan worden gewaarborgd. De ouders van de minderjarige steunen het verzoek van het College en zijn van mening dat de machtiging voor zo lang als nodig moet worden afgegeven. De kinderrechter heeft de beslissing op schrift gesteld op 12 september 2025, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers: C/02/439134 / JE RK 25-1546
(spoedmachtiging gesloten jeugdhulp)
C/02/439137 / JE RK 25-1547
(reguliere machtiging gesloten jeugdhulp)
Datum uitspraak: 8 september 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE MIDDELBURG,
zetelende te Middelburg,
hierna te noemen: het College.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat mr. C.E.J.E. Kouijzer uit Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] .
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 26 augustus 2025 en alle daarin genoemde en opgenomen stukken.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat;
  • de moeder;
  • de vader;
  • een drietal vertegenwoordigsters van het College.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een (apart) gesprek gevoerd met de kinderrechter in aanwezigheid van haar advocaat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 26 augustus 2025 is een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en verblijven met ingang van 26 augustus 2025 en tot 9 september 2025, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. Het overige deel van het verzoek is aangehouden.
2.3.
Op grond van die machtiging verblijft [minderjarige] bij [accommodatie 1] .

3.Het verzoek

In zaaknummer C/02/439134 / JE RK 25-1546
3.1.
Het College verzoekt een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken. Het College verzoekt hierop te beslissen zonder de belanghebbenden te horen.
3.2.
Thans ligt nog ter beoordeling voor of sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven voor herroeping van de spoedbeslissing van 26 augustus 2025, alsmede het resterende deel van de spoedmachtiging voor twee weken.
In zaaknummer C/02/439137 / JE RK 25-1547
3.3.
Het College verzoekt daarnaast om aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor drie maanden.
3.4.
De onafhankelijke gedragswetenschapper dhr. drs. [persoon 1] heeft ingestemd met beide verzoeken. Dit blijkt uit de verklaring van 26 augustus 2025.
3.5.
Ook de gezaghebbende ouders van [minderjarige] hebben ingestemd met beide verzoeken. Dit blijkt uit de verklaring van 25 augustus 2025.

4.De standpunten

4.1.
Het College handhaaft het verzoek. In aanvulling op het verzoekschrift geeft het College aan dat er grote zorgen over [minderjarige] zijn, zowel in de maanden voorafgaand aan het spoedverzoek als tijdens de gesloten plaatsing. In de eerste week bij [accommodatie 1] heeft [minderjarige] drie suïcidepogingen ondernomen. De situatie is nu iets verbeterd, maar er is nog veel onrust. [minderjarige] is door de psychiater van [accommodatie 1] gezien en er is aandacht voor haar medicatiegebruik en de afbouw daarvan, nu [minderjarige] afhankelijk van de medicatie is geworden. [minderjarige] heeft veel meegemaakt en is eerder, te weten in 2023, gesloten geplaatst geweest. Die gesloten plaatsing heeft geleid tot stabilisatie en daarna is het een periode beter gegaan met [minderjarige] . Zij is nu ontregeld door een opeenstapeling van meerdere factoren, waaronder een nieuwe vriendschap waarmee [minderjarige] op ontdekking is gegaan en grenzen is gaan verleggen en recent drugsgebruik in combinatie met haar medicatiegebruik (antidepressiva). Het College stelt dat [minderjarige] tijd nodig heeft om binnen de geslotenheid tot rust te komen en te stabiliseren, waarna er opnieuw diagnostiek dient plaats te vinden en daarna behandeling. Dat er opnieuw diagnostiek plaatsvindt, vindt het College belangrijk nu de Viersprong destijds in een situatie van flinke onrust is gestart zodat er twijfel is over de juistheid van de diagnoses en [minderjarige] de daar gestelde diagnoses ook niet herkent. De Viersprong heeft bij aanvang van betrokkenheid bij [minderjarige] de diagnose borderline gesteld, maar de Viersprong heeft dit later teruggedraaid tot twee kenmerken van borderline en is verder gaan werken met de diagnoses persisterende depressieve en vermijdende persoonlijkheidsstoornis. Duidelijk is wel dat een behandeling mede gericht op het doorbreken van patronen nodig is, waaronder het patroon dat [minderjarige] bevestiging van afwijzing zoekt (voortkomend uit hechtingsproblematiek). Het College is aan het onderzoeken wat een passend hulpaanbod voor [minderjarige] kan zijn en wat [accommodatie 1] hierin kan betekenen. Voor nu is de gesloten plaatsing voor drie maanden noodzakelijk om toe te werken naar rust en stabiliteit. Zodra er voldoende rust en stabiliteit is, zal er een nieuw onderzoek plaatsvinden teneinde passende hulpverlening voor [minderjarige] in te zetten. Gelet op het verloop van de gesloten plaatsing in 2023 heeft het College er vertrouwen in dat [minderjarige] bij [accommodatie 1] tot rust gaat komen en gaat stabiliseren. Een open groep is voor nu geen optie, nu de veiligheid van [minderjarige] in een open setting niet kan worden gewaarborgd. Bij [accommodatie 1] is er in de nachten een extra beveiliger voor [minderjarige] aanwezig.
4.2.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] aangegeven dat zij het bij [accommodatie 1] niet leuk vindt en dat de dagen lang duren, omdat zij weinig doet. [minderjarige] wil zo snel mogelijk weg uit [accommodatie 1] . [minderjarige] overleeft elke dag en denkt niet aan de toekomst. Zij wil het liefst terug naar de [woongroep] , maar [minderjarige] weet dat dat niet kan. In ieder geval wil [minderjarige] zo snel mogelijk naar een open groep met de voorkeur buiten Zeeland. Voor [minderjarige] is [persoon 2] van het College een vertrouwenspersoon. Zij zou het fijn vinden om contact met [persoon 2] te houden. Tot slot herkent [minderjarige] zich niet in de door de Viersprong gestelde diagnoses en daarom staat zij ervoor open om opnieuw diagnostiek uit te voeren.
4.3.
Namens [minderjarige] heeft de advocaat naar voren gebracht dat [minderjarige] niet bij [accommodatie 1] wil blijven en dat zij het liefst wil dat het verzoek wordt afgewezen, maar dat [minderjarige] wel begrijpt dat er op dit moment geen andere passende plek voor haar is. [minderjarige] wil het liefst terug naar de [woongroep] of naar een open groep buiten Zeeland. Verder vindt [minderjarige] het belangrijk dat er goede diagnoses worden gesteld en dat er wordt gekeken welke behandeling passend is. Zodra [minderjarige] 16 jaar is, wil zij begeleid gaan wonen. Tot slot geeft de advocaat aan de wettelijke vereisten is voldaan. Het is belangrijk dat er rust gaat komen.
4.4.
De ouders staan achter het verzoek van het College. Zij vinden dat de machtiging voor zo lang als nodig moet worden afgegeven, waarbij moet worden gekeken naar de duur die nodig is voor [minderjarige] om tot rust te komen, diagnostiek uit te voeren en de behandeling bij [accommodatie 1] af te ronden. Een open setting is voor nu niet passend, omdat [minderjarige] zich dan aan de behandeling kan onttrekken. De ouders vinden het belangrijk dat [minderjarige] de behandeling echt gaat afmaken. Daarom zien zij [accommodatie 1] op dit moment als de beste plek voor [minderjarige] , maar ook zodat er zicht op [minderjarige] is en haar veiligheid is geborgd. De ouders vinden het zeer belangrijk dat er opnieuw diagnostiek plaatsvindt, omdat zij de door de Viersprong gestelde diagnoses niet herkennen en ook door de Viersprong zelf is aangegeven dat er met de verkeerde diagnose is gewerkt. Hierdoor sloot de behandeling niet aan bij [minderjarige] en is de behandeling gestagneerd. Er is veel hulpverlening gericht op de hechting tussen de ouders en [minderjarige] ingezet, maar niet gericht op de kindeigenproblematiek van [minderjarige] . Zowel de ouders als [minderjarige] zijn moe van alle hulpverlening die is ingezet.

5.De beoordeling

In zaaknummer C/02/439134 / JE RK 25-1546 (spoedmachtiging)
5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet (hierna: Jw), dient onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk te zijn in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de jeugdige die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren of een ernstig vermoeden daarvan. Bovendien dient een uithuisplaatsing noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die de jeugdige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Ook moet gebleken zijn dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de jeugdige te behandelen.
5.2.
De kinderrechter moet, voordat het reguliere verzoek inhoudelijk kan worden beoordeeld, in eerste instantie bepalen of de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp al dan niet moet worden herroepen. Bij beschikking van de kinderrechter van 26 augustus 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken en iedere verdere beslissing aangehouden, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De belanghebbenden zijn tijdens de mondelinge behandeling op 8 september 2025 in de gelegenheid gesteld hun standpunten kenbaar te maken.
5.3.
Naar aanleiding daarvan is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven tot een ander oordeel. De eerder verleende spoedmachtiging zal dus niet worden herroepen. Daarnaast zal de kinderrechter het resterende deel van de verzochte spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afwijzen, nu zal worden beslist op het reguliere verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp.
In zaaknummer C/02/439137 / JE RK 25-1547 (reguliere machtiging)
5.4.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Tevens dienen er geen minder ingrijpende mogelijkheden te zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
5.5.
Op basis van het bepaalde in artikel 6.1.2, derde lid, Jw kan een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, bovendien alleen worden verleend, indien:
De jeugdige onder toezicht is gesteld; of
De voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling; of
Degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
Inhoudelijke beoordeling
5.6.
De kinderrechter is op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat aan de bovengenoemde voorwaarden is voldaan. Zij stelt allereerst vast dat het verzoek voldoet aan de formele vereisten, aangezien de ouders van [minderjarige] als gezaghebbende ouders met het verzoek instemmen en uit de schriftelijke verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van 26 augustus 2025 volgt dat ook hij instemt met een plaatsing van [minderjarige] in de gesloten jeugdhulp. Deze gedragswetenschapper heeft [minderjarige] tevens kort van tevoren onderzocht. Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat er sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen bij [minderjarige] die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. In de afgelopen periode heeft [minderjarige] op verschillende plekken (accommodaties van jeugdhulpaanbieders) gewoond, waarbij het steeds na een tijdje mis is gegaan. Gebleken is dat het een terugkerend patroon is dat [minderjarige] grenzen en bevestiging van afwijzing lijkt op te zoeken. [minderjarige] is in een neerwaartse spiraal van somberheid, uitzichtloosheid, weglopen en agressief gedrag terecht gekomen. Zij heeft zich meermaals fysiek en agressief naar zowel spullen als medewerkers en groepsgenoten gedragen. Zo heeft [minderjarige] een ruit van de groep ingegooid, een auto van een medewerker beschadigd en doodsbedreigingen geuit. Ook is zij meerdere keren in aanraking met de politie gekomen, onder meer voor diefstal en is [minderjarige] sinds enkele maanden bekend met middelengebruik, in verband waarmee zij recent ook in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Verder is het de kinderrechter gebleken dat [minderjarige] bekend is met hechtingsproblematiek, waarbij de kinderrechter opmerkt dat er bij haar geen informatie bekend is wat de oorzaak is van het ontstaan van die problematiek, maar dat het wel belangrijk lijkt om dat mee te nemen bij het vaststellen van de voor [minderjarige] passende behandeling. Ook heeft [minderjarige] moeite om haar emoties te reguleren en dat er sprake is van chronische suïcidaliteit. In juli en augustus jl. heeft [minderjarige] suïcidepogingen ondernomen en tijdens de eerste week bij [accommodatie 1] heeft zij nog drie suïcidepogingen gedaan. Gezien de ernst van de zorgen stelt de kinderrechter verder vast dat er geen minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn. [minderjarige] kan op dit moment niet terugkeren naar de [woongroep] en tijdelijk ook niet naar [accommodatie 2] . Bovendien kan de veiligheid van [minderjarige] in een open setting of in de thuissituatie niet worden gewaarborgd. [minderjarige] behoeft een veilige omgeving, die aansluit bij haar specifieke behoeften en waar zij tot rust kan komen en kan stabiliseren. De kinderrechter hoopt en verwacht dat dat [minderjarige] gaat lukken binnen de geslotenheid van [accommodatie 1] , zoals ook in 2023 is gelukt. Een verblijf binnen een gesloten instelling acht de kinderrechter daarom noodzakelijk en geschikt om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft. Eerder is het [minderjarige] niet gelukt om zich aan afspraken te houden en (blijvend) aan de hulpverlening mee te werken. De kinderrechter vindt het van groot belang dat er, nadat [minderjarige] tot rust is gekomen en is gestabiliseerd, (opnieuw) diagnostiek plaatsvindt en dat er daarna een passende behandeling voor [minderjarige] wordt ingezet. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [minderjarige] ook gezegd dat zij wil dat er opnieuw diagnostiek plaatsvindt, omdat zij (en de ouders) zich niet kan vinden in de door de Viersprong gestelde diagnoses.
5.7.
De kinderrechter zal, gelet op het voorgaande, de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden verlenen, aansluitend op de al afgegeven (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp. De termijn van drie maanden vindt de kinderrechter passend, gelet op de stappen die nog moeten worden genomen. Het is noodzakelijk dat [minderjarige] binnen de veilige en gestructureerde setting van [accommodatie 1] daadwerkelijk profiteert van de geboden hulp en ondersteuning. Op het moment dat blijkt dat er meer tijd nodig is voor [minderjarige] om tot rust te komen en te stabiliseren, om opnieuw diagnostiek te laten uitvoeren en/of om de behandeling te volgen, gaat de kinderrechter er vanuit dat het College tijdig een nieuw verzoek bij de rechtbank indient.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In zaaknummer C/02/439134 / JE RK 25-1546
6.1.
wijst het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en verblijven in een accommodatie voor jeugdhulp af;
In zaaknummer C/02/439137 / JE RK 25-1547
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven met ingang van 9 september 2025 en tot 9 december 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2025 door mr. Van de Merbel, kinderrechter, en in aanwezigheid van mr. Vork, griffier, en op schrift gesteld op 12 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.