9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [B.V.] van
€ 216.244,54aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 april 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering af voor een bedrag van € 1.500,00;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat verdachte met [echtgenote] hoofdelijk aansprakelijk is tot een bedrag van
€ 212.666,78,voor het overige is verdachte alleen aansprakelijk;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [B.V.] ,
€ 216.244,54te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 april 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
360 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met [echtgenote] hoofdelijk aansprakelijk is tot een bedrag van €
212.666,78,voor het overige is verdachte alleen aansprakelijk;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Remerie, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 september 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 april 2016 tot en met 2 april 2024 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , in elk geval in Nederland, opzettelijk een geldbedrag van in totaal 219.300,53 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [B.V.] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als administratief medewerker, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.