Op 8 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2021. De vader en moeder, beiden belast met het ouderlijk gezag, hebben verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) van 7 juli 2025, die de contactmomenten tussen hen en hun kind wijzigde, gedeeltelijk te vervallen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders ontvankelijk zijn in hun verzoeken en dat de schriftelijke aanwijzing voldoet aan de formele vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders het niet eens zijn met de gewijzigde zorgregeling, maar zij zijn tot overeenstemming gekomen over nieuwe afspraken. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing gedeeltelijk vervallen verklaard en de nieuwe zorgregeling vastgesteld, waarbij de ouders en de minderjarige drie á vierwekelijks contact hebben, begeleid door de pleegmoeder en de GI. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.