Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het negeren van een inhaalverbod op de Tholenseweg te Halsteren op 25 juli 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde omdat het te laat was ingediend. De betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter, die de zaak op 6 augustus 2025 heeft behandeld. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. O. El-Hagoug, was aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter heeft eerst de ontvankelijkheid van het beroep bij de officier van justitie beoordeeld. De termijn voor het indienen van beroep was op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken, die eindigde op 15 september 2023. De officier van justitie ontving het beroepschrift echter pas op 23 oktober 2023. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene aannemelijk had gemaakt dat hij door werkzaamheden in het buitenland te laat in beroep was gegaan, en dat de officier van justitie het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard.
Vervolgens heeft de kantonrechter de inhoudelijke beoordeling van de boete uitgevoerd. De kantonrechter concludeerde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging waarvoor de boete was opgelegd. De betrokkene had geen specifieke feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven om aan de juistheid van de verklaring van de verbalisant te twijfelen. Daarom werd de boete als terecht opgelegd beschouwd. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de boete.