Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, of ruiterpad op de Zevenbergseweg te Etten-Leur op 21 oktober 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 6 augustus 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. O. El-Hagoug. De kantonrechter heeft de stukken in het dossier bekeken, waaronder de verklaring van de verbalisant, en is tot de conclusie gekomen dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is vastgesteld. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten en omstandigheden zijn die aanleiding geven om aan de juistheid van die verklaring te twijfelen. De kantonrechter zag geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en verklaarde het beroep ongegrond.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de boete terecht is opgelegd en dat het beroep van de betrokkene ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.