Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Stationsstraat te Roosendaal op 18 januari 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 6 augustus 2025 heeft betrokkene verklaard dat zij handsfree aan het bellen was met oortjes in en dat haar telefoon op de bijrijdersstoel lag. Betrokkene ontkende de gedraging en voegde toe dat zij al aan het bellen was toen zij nog stilstond. De zittingsvertegenwoordiger, mr. O. El-Hagoug, heeft de kantonrechter verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren, maar de kantonrechter oordeelde dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De verklaring van betrokkene werd als consistent en geloofwaardig beschouwd, wat leidde tot twijfels over de waarneming van de verbalisant.
De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd vernietigd. Tevens is bepaald dat het bedrag van € 234,- dat betrokkene als zekerheid heeft betaald, door de officier van justitie moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.