ECLI:NL:RBZWB:2025:6148

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
02-151246-24; 08-214628-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door een groep jongeren tegen een slachtoffer in Tilburg

Op 12 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die betrokken was bij een openlijke geweldpleging op 2 mei 2024 in Tilburg. De verdachte was samen met een groep jongens naar een terras gegaan waar het slachtoffer, [slachtoffer], zich bevond. De groep heeft het slachtoffer aangevallen, waarbij klappen, schoppen en een kopstoot zijn uitgedeeld. De rechtbank heeft de zaak op 29 augustus 2025 inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks dat niet alle onderdelen van de tenlastelegging bewezen konden worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal en bepaalde dat de openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 32 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken, met bijzondere voorwaarden voor hulpverlening en begeleiding. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan het slachtoffer, vastgesteld op € 1.000,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-151246-24; 08-214628-24 (gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 12 september 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
[adres 1]
uit andere hoofde gedetineerd in de [jeugdinrichting]
raadsvrouw mr. A. Darrazi, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 augustus 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E. Kool, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02-151246-23:op 2 mei 2024 openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer] ;
08-214628-24:op 2 juli 2024 samen met een ander goederen heeft gestolen bij de
[supermarkt] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde openlijke geweldpleging heeft gepleegd, met uitzondering van de onderdelen het geven van meerdere kopstoten, schoppen tegen het hoofd en het maken van stekende bewegingen met een mes. Ten aanzien van de diefstal vordert de officier van justitie vrijspraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de openlijke geweldpleging verzoekt de verdediging de rechtbank om verdachte partieel vrij te spreken van het trappen richting het hoofd, het geven van kopstoten en het maken van stekende bewegingen met een mes. Voor het overige refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de diefstal bepleit de verdediging vrijspraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-151246-23
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op 2 mei 2024 openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , kort gezegd bestaande uit het geven van kopstoten, slaan, schoppen, waaronder slaan en schoppen tegen het hoofd, en het maken van stekende bewegingen met een mes. Op basis van de camerabeelden kan de rechtbank echter niet vaststellen dat bij de bewegingen die door de politie in het proces-verbaal van bevindingen worden benoemd als stekende bewegingen een mes in de hand aanwezig was. Ook kan de rechtbank op basis van de camerabeelden niet vaststellen dat [slachtoffer] tegen zijn hoofd is geschopt en dat er meerdere kopstoten zijn uitgedeeld. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het geven van een kopstoot overweegt de rechtbank allereerst dat zij op de camerabeelden één kopstoot ziet. De verdediging heeft verzocht verdachte daarvan vrij te spreken, omdat hij niet degene is die [slachtoffer] een kopstoot heeft gegeven. Voor de bewezenverklaring van de geweldshandelingen die zijn gepleegd is bij openlijke geweldpleging niet vereist dat deze handelingen door de verdachte zelf zijn verricht. Vereist is dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank stelt vast dat verdachte, de medeverdachten en andere jongens in twee groepen naar de plaats van het incident zijn gelopen en deze twee groepen zich samen hebben gericht op [slachtoffer] . Verdachte, de medeverdachten en andere jongens zijn de gehele tijd bij de geweldpleging gebleven en zij hebben allemaal geweldshandelingen jegens [slachtoffer] gepleegd. Ook verdachte heeft [slachtoffer] meerdere malen geslagen en geschopt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zodat ook het geven van een kopstoot aan verdachte is toe te rekenen. De rechtbank acht het geven van een kopstoot aan [slachtoffer] dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de overige onderdelen van de tenlastelegging heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd en ter zake daarvan is geen vrijspraak bepleit. Daarom zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 29 augustus 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 2 mei 2024, pagina 10-12, van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2024109713;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 4 mei 2024, pagina 45-48 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2024109713;
- eigen waarneming van de rechters gedaan op de zitting van 29 augustus 2025, inhoudende de camerabeelden waarop te zien is dat aan [slachtoffer] eenmaal een kopstoot is gegeven.
08-214628-24
De rechtbank acht de diefstal niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-151246-24:
op 2 mei 2024 te Tilburg openlijk, te weten op de Heuvel, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door die voornoemde [slachtoffer] een kopstoot te geven en meermalen tegen het hoofd en de rug te slaan en te stompen en meermalen tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 30 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Zij vordert daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om aan verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het rapport van de Raad.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en met de omstandigheden van verdachte.
De verdachte heeft zich op 2 mei 2024 schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging. Verdachte maakte deel uit van een grote groep jongens die het gemunt had op het slachtoffer, [slachtoffer] . De groep jongens is in Tilburg naar het terras gelopen waar [slachtoffer] zat met twee vrienden. De jongens hebben [slachtoffer] vervolgens te grazen genomen, waarbij er klappen, schoppen en een kopstoot zijn uitgedeeld. Verdachte heeft daarbij ook klappen en schoppen gegeven aan [slachtoffer] .
Feiten als deze hebben een grote impact op slachtoffers. Dit blijkt ook uit de toelichting ter zitting namens [slachtoffer] waarbij is toegelicht dat [slachtoffer] nog altijd last heeft van het geweld wat op hem is uitgeoefend, niet alleen in fysiek, maar ook in mentaal opzicht. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Bovendien draagt geweld in het openbaar bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit is gebleken dat hij eerder met justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast is artikel 63 Sr van toepassing.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het advies van de Raad en de toelichting op het adviesrapport ter zitting. Hieruit komt naar voren dat er ernstige zorgen zijn op alle leefgebieden. Wat wel positief is, is dat verdachte mee wil werken aan de aanpak van zijn middelengebruik en dat hij afstand wil doen van de kring waarin hij zich ophoudt. Een eerdere taakstraf is negatief retour gemeld. Een deels voorwaardelijke jeugddetentie acht de Raad een passende straf en de Raad adviseert de rechtbank deze op te leggen aan verdachte, met een proeftijd van 2 jaar. Aan deze proeftijd dienen wat de Raad betreft de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld dat verdachte:
-verplicht wordt mee te werken aan een behandeling gericht op middelengebruik en traumaverwerking;
-meewerkt aan aanvullende hulpverlening;
-zich houdt aan de huisregels van zijn verblijfsgroep;
-deelneemt aan onderwijs volgens rooster en/of een goedgekeurde dagbesteding heeft;
-zal meewerken aan het huisarrest en een avondklok indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
-verplicht wordt de aanwijzingen van betrokken hulpverlening op te volgen;
-contactverbod met de eerder vermelde personen;
De rechtbank heeft acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Hierin staat vermeld dat het uitgangspunt voor openlijk geweld tegen personen 40 uur taakstraf betreft. De rechtbank neemt als strafverzwarend mee dat het geweld is gepleegd door een grote groep jongens, waarbij veel is geschopt en geslagen, en er sprake is van letsel bij [slachtoffer] .
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 32 uur passend en geboden is zodat verdachte ook direct de consequenties ervaart van zijn ontoelaatbare gedrag. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie acht de rechtbank op dit moment niet aan de orde. Dit gelet op de motivatie die verdachte tijdens de zitting heeft uitgesproken om mee te werken met de jeugdreclassering en het feit dat geen sprake is van recidive. Daarnaast acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar passend gezien de grote zorgen en de noodzaak van hulpverlening. Deze stok achter de deur is nodig zodat verdachte de begeleiding van de jeugdreclassering zal blijven accepteren. Gedurende de proeftijd zal verdachte zich, naast de algemene voorwaarden, ook dienen te houden aan de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de Raad. Daarbij vult de rechtbank aan dat de voorwaarde ‘meewerken aan aanvullende hulpverlening’, ziet op hulpverlening die eventueel wordt geadviseerd vanuit de behandeling gericht op middelengebruik en traumaverwerking. De rechtbank zal daarbij niet overgaan tot het opnemen van de bijzondere voorwaarde dat verdachte zal moeten meewerken aan huisarrest en een avondklok indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. Een bijzondere voorwaarde dient voldoende concreet te worden geformuleerd en dat is ten aanzien van deze voorwaarde onvoldoende het geval nu onduidelijk is hoe lang deze voorwaarde zou moeten gelden en wat de verdere invulling hiervan zou zijn. Ook het contactverbod met de medeverdachten zal niet worden opgelegd. Daartoe overweegt de rechtbank dat deze medeverdachten niet een zelfde contactverbod opgelegd krijgen. Daardoor zou verdachte in een lastige situatie komen, waarbij de medeverdachten wel contact met hem mogen zoeken, maar hij hier niet op mag reageren of zelf contact mag zoeken. Het inzetten van de hulpverlening en begeleiding biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende mogelijkheden om verdachte te helpen de juiste keuzes te maken waar het sociale contacten betreft.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.500,- aan immateriële schadevergoeding.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de openlijke geweldpleging heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Immateriële schade
Vast staat dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van de openlijke geweldpleging. De benadeelde partij heeft aangevoerd dat hij daarnaast nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. In dit geval liggen de nadelige gevolgen voor de benadeelde, gelet op de aard en de ernst van de normschending, zo voor de hand dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in verglijkbare gevallen door rechters zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 1.000,- billijk. Voor het overige deel van deze vordering zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade, zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2024.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op het feit dat verdachte minderjarig was ten tijde van het gepleegde feit zal de duur van de gijzeling op 0 dagen worden vastgesteld.
Hoofdelijkheid
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, maar het bedrag te verdelen tussen de verdachten, omdat zij minderjarig waren ten tijde van het plegen van het feit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. De rechtbank ziet geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken en de schade te verdelen tussen verdachte en de medeverdachten. Hoofdelijkheid is in het belang van de benadeelde. Hij heeft recht op volledige betaling van de door de rechtbank toegekende schadevergoeding. Bovendien zijn nog niet alle verdachten voor de rechter verschenen. De rechtbank zal de vordering dan ook hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 08-214628-24 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde onder parketnummer 02-151246-24 bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
werkstraf van 32 uren, subsidiair 16 dagen vervangende jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte meewerkt aan een behandeling gericht op middelengebruik en traumaverwerking;
* dat verdachte meewerkt aan aanvullende hulpverlening, wanneer deze hulpverlening geadviseerd wordt vanuit de behandeling voor middelengebruik en traumaverwerking;
* dat verdachte zich houdt aan de huisregels van zijn verblijfsgroep;
* dat verdachte deelneemt aan onderwijs volgens rooster en/of een goedgekeurde dagbesteding heeft;
* dat verdachte de aanwijzingen van betrokken hulpverlening opvolgt;
- draagt het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Voorwaarden daarbij zijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 1.000,-aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer]
, € 1.000,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter, mr. R.H.M. Pooyé en mr. S. Tempel, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde en R. Rozendaal, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 september 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De tenlastelegging
02-151246-24:
hij op of omstreeks te 2 mei 2024 te Tilburg, althans in Nederland, openlijk, te weten op de Heuvel, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door die voornoemde [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal een kopstoot te geven en/of meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of de rug, althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of meermalen althans eenmaal tegen de rug en/of het hoofd en/of lichaam te schoppen en/of te trappen en/of door meermalen althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp stekende bewegingen te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] ;
(Artikel art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
08-214628-24:
hij op of omstreeks 2 juli 2024 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, winkelgoederen en/of levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [supermarkt] (gevestigd op het [adres 2] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )