ECLI:NL:RBZWB:2025:6149

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
02-163081-25, 02-145488-25 en 02-033133-25(tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal en pinnen met gestolen pinpassen door recidivist met ISD-maatregel

Op 17 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opnieuw een winkeldiefstal heeft gepleegd en geld heeft gepind met gestolen pinpassen. De verdachte, geboren in 1979 en gedetineerd, heeft een uitgebreid strafblad en is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten. Tijdens de zitting op 3 september 2025 zijn de standpunten van de officier van justitie, mr. M. Poirters, en de verdediging besproken. De tenlastelegging omvatte een winkeldiefstal op 26 mei 2025 en diefstal met een gestolen pinpas op 16 december 2023. De rechtbank oordeelde dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de verdachte niet de dader was, maar zijn tweelingbroer. De rechtbank verwierp dit alternatieve scenario, omdat er onvoldoende bewijs was om dit te onderbouwen. De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een gevaar vormt voor de maatschappij en dat eerdere straffen niet hebben geleid tot gedragsverandering. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-163081-25, 02-145488-25 en 02-033133-25(tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 17 september 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de [verblijfplaats]
raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 september 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. Poirters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met parketnummer 02-033133-25 en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder de parketnummers 02-163081-25 en 02-145488-25 gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een winkeldiefstal heeft gepleegd en dat hij geld heeft gepind met een gestolen pinpas.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de onder parketnummer 02-163081-25 tenlastegelegde winkeldiefstal heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de onder parketnummer 02-145488-25 tenlastegelegde diefstal met een gestolen pinpas is door de verdediging aangevoerd dat verdachte heeft aangegeven dat niet hij maar zijn tweelingbroer te zien zou zijn op de camerabeelden. Omdat dit door verdachte gegeven alternatieve scenario niet verder is onderzocht, is de verdediging van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder parketnummer 02-145488-25.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Betreffende de onder parketnummer 02-163081-25 tenlastegelegde winkeldiefstal overweegt de rechtbank dat zij voorbij gaat aan de lezing van verdachte dat hij de goederen in zijn winkelmandje wel had afgerekend bij de kassa en dat hij van die gekochte goederen ook een kassabon had. Uit de bevindingen van verbalisanten betreffende de aanhouding van verdachte is niet gebleken dat een dergelijke kassabon bij verdachte werd aangetroffen of door verdachte aan verbalisanten is getoond. Wel was op camerabeelden te zien dat verdachte met het winkelmandje met boodschappen de Aldi via de ingang verliet juist op het moment dat iemand anders de winkel komt binnenlopen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat verdacht met die goederen via de kassa de winkel heeft verlaten en dat daarom deten lastegelegde winkeldiefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Met betrekking tot de onder parketnummer 02-145488-25 tenlastegelegde diefstal van geldbedragen met een gestolen pinpas overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat met twee gestolen pinpassen op dezelfde dag in een kort tijdsbestek (tussen 08:41 uur en 09:26 uur) op verschillende plaatsen geldbedragen zijn gepind tot een totaalbedrag van € 54,28. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat deze pintransacties zijn uitgevoerd door één en dezelfde persoon. Bij één van die pintransacties, bij een Shell tankstation, werd een persoon op camerabeelden vastgelegd. Deze persoon werd vervolgens door drie verbalisanten herkend als [verdachte] . Twee verbalisanten hebben daar nog aan toegevoegd dat zij in het recente verleden meerdere keren te maken hebben gehad met verdachte en hem ook meerdere keren hebben aangehouden op verdenking van het plegen van strafbare feiten.
Verbalisanten hebben vervolgens opgemerkt dat op de camerabeelden te zien is dat die persoon een bult heeft aan de linkerzijde van zijn voorhoofd en dat die bult tijdens het verhoor ook te zien is bij verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de herkenning van verdachte op de camerabeelden door verbalisanten overtuigend is en dat die overtuiging wordt versterkt door een specifiek kenmerk, namelijk de bult die werd waargenomen bij de persoon op de camerabeelden en die ook bij verdachte werd gezien tijdens het verhoor.
Het gegeven alternatieve scenario dat de man op de camerabeelden de tweelingbroer van verdachte zou zijn verwerpt de rechtbank. Deze stelling wordt door de verdediging niet nader onderbouwd. Door de verdediging is tijdens het onderzoek nooit gevraagd om onderzoek te verrichten naar die tweelingbroer en er zijn ook geen stukken ingebracht met betrekking tot het bestaan van die tweelingbroer. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het door verdachte gegeven alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden en dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02-163081-25
op 26 mei 2025 te [plaats] levensmiddelen, die geheel aan Aldi toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 02-145488-25
op 16 december 2023 te [plaats] op meerdere tijdstippen, geldbedragen van in totaal 54,28 euro, die aan [benadeelde] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een pinpas;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er nog een alternatief is voor de ISD-maatregel namelijk de voorwaardelijke ISD-maatregel. Voorts is aangevoerd dat verdachte door de daaraan te koppelen voorwaarden wordt gemotiveerd om hulp en begeleiding te aanvaarden en zich ook te laten behandelen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en het pinnen met gestolen pinpassen De rechtbank is van oordeel dat een winkeldiefstal een vervelend en overlastgevend feit is. Winkeldiefstallen in het algemeen leiden tot veel schade voor de middenstand, schade die uiteindelijk aan de consument wordt doorberekend. Daarnaast heeft verdachte gebruik gemaakt van gestolen pinpassen, welke pinpassen eerder die dag uit een auto waren weggenomen. Hoe verdachte deze pinpassen in zijn bezit heeft gekregen is niet duidelijk geworden, maar feit blijft wel dat verdachte weinig respect heeft voor de eigendommen van anderen.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte een fors strafblad heeft en dat sprake is van veelvuldige recidive ten aanzien van vermogensdelicten.
Uit het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 22 augustus 2025 volgt dat verdachte vermogensdelicten pleegt om in zijn middelengebruik te voorzien en dat diverse begeleidingstrajecten tot nu toe zijn mislukt. Het recidiverisico wordt door de reclassering als hoog ingeschat omdat er sprake is van onbehandelde verslavingsproblematiek. Er is sprake van instabiliteit op alle leefgebieden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om de risico’s met interventies in een voorwaardelijk kader te beperken. Eerdere reclasseringstoezichten hebben niet geleid tot gedragsverandering. Op grond van alle bevindingen adviseert de reclassering om bij een veroordeling aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank ziet zich thans gesteld voor de vraag of aan de formele eisen voor het opleggen van de ISD-maatregel wordt voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval.
Ten eerste is voor de bewezen verklaarde misdrijven voorlopige hechtenis toegelaten. Bovendien is verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan dit misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel of vrijheidsbeperkende maatregel veroordeeld. De winkeldiefstal is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Daarnaast is voldaan aan de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, nu over een periode van vijf jaren meer dan tien processen-verbaal tegen verdachte zijn opgemaakt, waarvan tenminste één in het afgelopen kalenderjaar. Ook blijkt uit het reclasseringsadvies dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Dat betekent dat aan verdachte een ISD-maatregel kan worden opgelegd.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de oplegging van een ISD-maatregel ook passend is. Voorop staat dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en beëindiging van de recidive van verdachte. Daarnaast kan de maatregel een oplossing bieden voor de problematiek van de verdachte. De ISD-maatregel moet, gelet op de duur en het karakter van de maatregel, als ultimum remedium worden beschouwd.
De rechtbank constateert dat verdachte steeds opnieuw overlast en schade veroorzaakt met zijn handelen. De in het verleden aan verdachte opgelegde straffen en opgelegde reclasseringstoezichten hebben er niet toe geleid dat hij zijn gedrag heeft veranderd.
De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Dit alles maakt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een (vermogens)misdrijf zal plegen.
Gelet op het dossier, waaronder het reclasseringsrapport over verdachte, en gelet op wat is besproken tijdens de zitting, ziet de rechtbank geen reële mogelijkheden om met voorwaarden en/of toezicht de hoge kans op recidive te verminderen. Het is voor de veiligheid van goederen dan ook nodig om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen aan verdachte. Met de ISD-maatregel kan worden voorzien in de juiste hulp en begeleiding van verdachte. Ter bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten, niet aftrekken van de duur van die maatregel.
De rechtbank ziet om die reden ook geen aanleiding voor het bepalen van een moment van tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de maatregel. Dat laat onverlet dat de verdachte en zijn raadsman op grond van artikel 38n van het Wetboek van Strafrecht daartoe uit eigen beweging een verzoek kunnen indienen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft aanvankelijk gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 3 februari 2025, ten uitvoer moet worden gelegd. In verband met de door haar gevorderde ISD-maatregel heeft zij verzocht de vordering af te wijzen
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat, gelet op de aan verdachte opgelegde ISD-maatregel, de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf niet opportuun wordt gevonden.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02-163081-25: Diefstal;
Parketnummer 02-145488-25: Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Boogert, voorzitter, mr. R. Combee en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 september 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
Parketnummer 02-163081-25
hij op of omstreeks 26 mei 2025 te [plaats] , één of meerdere levensmiddelen, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Aldi, in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 02-145488-25
hij, op of omstreeks 16 december 2023 te [plaats] , althans in Nederland,
op een of meerdere tijdstippen,
een of meerdere geldbedragen van in totaal 54,28 euro, althans enig geldbedrag,
dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van een valse sleutel, te weten een pinpas;
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)