ECLI:NL:RBZWB:2025:6184
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van een woning in goede justitie
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 1 oktober 2024. De heffingsambtenaar had bij beschikking van 24 februari 2024 de waarde van de onroerende zaak te [plaats 1] vastgesteld op € 136.000, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2024. Het bezwaar van belanghebbende werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 13 augustus 2025 werd een taxatierapport ingebracht door de gemachtigde van belanghebbende, maar de heffingsambtenaar betwistte de bruikbaarheid van dit rapport. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, en dat ook belanghebbende zijn bepleite waarde niet heeft kunnen onderbouwen. Uiteindelijk bepaalt de rechtbank de waarde van de woning op € 125.000, verlaagt de aanslag OZB en kent proceskostenvergoeding toe aan belanghebbende.