Op 15 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen-Chaam. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de WOZ-waarde van een woning had vastgesteld op € 368.000 per 1 januari 2023. De belanghebbende, eigenaar van de woning, stelde dat de waarde maximaal € 326.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak op 7 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat geen van beide partijen erin is geslaagd om de voorgestelde waarde van de woning aannemelijk te maken. De heffingsambtenaar had een taxatiematrix ingediend, maar deze voldeed niet aan de eisen, omdat relevante stukken ontbraken. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen of de WOZ-waarde te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft vervolgens zelf de waarde van de woning schattenderwijs vastgesteld op € 340.000.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de waardebeschikking verlaagd en de heffingsambtenaar opgedragen het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.