Op 15 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen-Chaam. De rechtbank beoordeelt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 22 oktober 2024 het bezwaar van de belanghebbende tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 729.000 per 1 januari 2023, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2024. De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende, mr. R.W.B. van de Middelaar, aanwezig was, evenals een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar.
De rechtbank concludeert dat geen van beide partijen erin is geslaagd om de voorgestelde waarde van de woning aannemelijk te maken. De heffingsambtenaar heeft niet voldaan aan zijn bewijslast door onvoldoende relevante stukken over te leggen, waardoor de rechtbank zelf de waarde van de woning schattenderwijs op € 685.000 heeft vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en bepaalt dat de aanslag OZB dienovereenkomstig moet worden verlaagd. Tevens moet de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende vergoeden.