6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] . Verdachte heeft [slachtoffer] , die als verpleegkundige werkzaam was op de [afdeling] van de GGZ en waar hij op dat moment verbleef, met forse agressie aangevallen. Verdachte heeft met kracht zijn arm om haar keel geklemd en haar keel voor enige tijd dichtgeklemd gehouden, waardoor zij moeite had met ademen. Ook heeft hij met kracht de haren van [slachtoffer] vastgepakt en met dusdanige kracht aan haar haren getrokken dat er plukken los kwamen. [slachtoffer] bevond zich in een zeer bedreigende situatie. Temeer omdat verdachte haar kort daarvoor nog met de dood had bedreigd. Dat de fysieke gevolgen voor [slachtoffer] uiteindelijk beperkt zijn gebleven is geenszins te danken aan het handelen van verdachte, maar aan alerte en doortastende collega’s van [slachtoffer] die haar met de nodige moeite hebben kunnen bevrijden uit de wurggreep van verdachte.
De gedragingen van verdachte zijn bijzonder ernstig en hebben een grote impact gehad op [slachtoffer] . De diepe emotionele gevolgen daarvan heeft [slachtoffer] ter zitting overgebracht in het kader van haar spreekrecht.
Hoewel er bij verdachte sprake is van ernstige psychische problematiek, doet dat niet af aan de ernst van de feiten.
Strafblad
De rechtbank heeft onder meer kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 17 juni 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Tbs-maatregel
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de noodzaak bestaat tot het opleggen van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege, zoals geëist door de officier van justitie.
De rechtbank stelt voorop dat de juridische criteria voor het opleggen van een tbs-maatregel volgen uit artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Bij de verdachte moet ten tijde van het plegen van de feiten sprake zijn geweest van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, de door de verdachte gepleegde feiten moeten misdrijven zijn, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld of zijn opgenomen in artikel 37a, lid 1, onder 2, Sr en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen moet het opleggen van de tbs-maatregel eisen.
Ziekelijke stoornis
Hierboven is reeds vastgesteld dat bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en ook nog steeds bestaat, in de zin van schizofrenie. Hiermee is voldaan aan de eerste voorwaarde.
Misdrijven waarvoor de tbs-maatregel kan worden opgelegd
De rechtbank stelt op grond van artikel 37a, lid 1, onder 2, Sr vast dat een poging tot zware mishandeling en bedreiging met de dood strafbare feiten zijn waarvoor de tbs-maatregel
kanworden opgelegd, waardoor ook is voldaan aan de tweede voorwaarde.
Herhalingsgevaar en veiligheid van anderen dan wel algemene veiligheid van personen
Uit het rapport van de gedragsdeskundigen van het PBC leidt de rechtbank onder meer af dat er bij verdachte sprake is van een historie met geweld vanaf zijn kindertijd tot aan zijn volwassenheid. Hij kende in zijn jeugd een problematische opvoedingssituatie, waarbij nauwelijks sprake was van gezonde grenzen en stabiliteit. Verdachte heeft nooit stabiele relaties opgebouwd en er zijn problemen op het gebied van werk, wonen en gebruik van middelen. Verder is er bij hem sprake van een ernstige psychiatrische stoornis. Verdachte heeft geen probleeminzicht en ontkent dat er iets met hem aan de hand is. Hij toont geen inzicht in het risico op gewelddadig gedrag en ontkent ooit agressief te zijn geweest. Er is sprake van instabiliteit van het affect, zijn gedrag en zijn cognities. Met name respons op behandeling is thans een probleem. Verdachte reageert onvoldoende op een combinatie van twee depotmedicijnen tegen psychoses. Toezicht houden op verdachte is ook een probleem, omdat het niet mogelijk is om afspraken met hem te maken en hij niet in staat is openheid te geven over wat er in hem omgaat. Er zijn thans ook geen beschermende factoren aanwezig in het leven van verdachte.
De gedragsdeskundigen komen derhalve tot de conclusie dat er sprake is van een hoog risico op recidive. Nu de agressie bij verdachte volledig voortkomt uit de psychotische ontregeling in het kader van zijn schizofrenie, is dit risico alleen hoog indien er sprake is van psychische ontregeling. Als verdachte stabieler zou zijn en minder gedesorganiseerd, kan het risico op agressie in die situatie als laag of matig tot laag worden ingeschat. Deze stabiliteit is echter nog niet behaald en verdere behandeling is eerst nodig, voordat het recidiverisico als matig of laag kan worden ingeschat.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de gedragsdeskundigen gemotiveerd uiteengezet dat het sprake is van een hoog recidiverisico en dat er eerst een behandeling nodig is om dat recidiverisico te verminderen. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Gedragsdeskundigen over behandelkader
Vervolgens is de vraag aan de orde in welk kader de behandeling van verdachte zal moeten plaatsvinden.
Volgens de gedragsdeskundigen heeft verdachte een langdurige psychiatrische behandeling nodig. Zij achten een klinische behandeling in een stabiele omgeving aangewezen, waarbij er rekening moet worden gehouden dat verdachte snel uit beeld kan raken bij een behandelteam, doordat verdachte zich voornamelijk terugtrekt. Een kleinschalige afdeling en intensief contact met gespecialiseerde behandelaars is volgens hen daarom op zijn plaats. Controle op het gebruik van middelen is ook noodzakelijk, omdat verdachte beïnvloedbaar is en middelen zou gaan gebruiken als hij daarin wordt gefaciliteerd. Ook moet de haalbaarheid van een clozapine-behandeling worden onderzocht. Dit is een anti-psychotisch medicijn wat is geïndiceerd als er met andere middelen onvoldoende resultaat wordt behaald en er is nog niet onderzocht of dit middel bij verdachte tot een verbetering zou leiden. Verder is een beveiligde omgeving noodzakelijk, omdat in een onbeveiligde omgeving de risico’s onvoldoende kunnen worden gemonitord.
De hiervoor beschreven behandeling kan volgens de gedragsdeskundigen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) worden geboden en worden gerealiseerd binnen het kader van een tbs met verpleging van overheidswege.
Zij achten een langdurig traject in een beveiligde omgeving noodzakelijk, wil er kunnen worden toegewerkt naar resocialisatie.
Gelet op het voorgaande wordt door de gedragsdeskundigen geadviseerd om aan verdachte tbs met verpleging van overheidswege op te leggen.
Alternatieven?
De gedragsdeskundigen hebben gemotiveerd uiteengezet waarom minder ingrijpende alternatieven niet afdoende zijn.
In de reguliere GGZ is behandeling van verdachte lang geprobeerd, maar dat is uiteindelijk niet haalbaar gebleken, temeer door de vermoedelijke verslechtering van het ziektebeeld van verdachte. Een zorgmachtiging is overwogen, maar dit juridisch kader komt niet in aanmerking, omdat de behandeling binnen een dergelijk kader niet als doel heeft om het recidiverisico te verminderen en dat risico dus onvoldoende kan worden ingeperkt. Een zorgmachtiging wordt in de regel uitgevoerd binnen de reguliere GGZ, waar het niveau van beveiliging onvoldoende is gebleken. Het beoogde behandelresultaat zal niet binnen de duur van een zorgmachtiging kunnen worden bereikt. Een tbs met voorwaarden wordt evenmin als haalbaar gezien, omdat verdachte door zijn stoornis niet in staat is voorwaarden te begrijpen en zich daaraan te houden.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke criteria voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. Gelet op de noodzaak van een klinische behandeling van verdachte en de omstandigheid dat er geen alternatieven zijn, eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verpleging van overheidswege. De rechtbank zal dan ook de tbs van de verdachte gelasten en bevelen dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Gemaximeerde of ongemaximeerde tbs?
Tot slot is de vraag aan de orde of de duur van de tbs met verpleging van overheidswege gemaximeerd of ongemaximeerd moet zijn.
De bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling betreft een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen als bedoeld in artikel 38e Sr.
Hoewel bedreiging niet zonder meer is aan te merken als een geweldsmisdrijf als bedoeld
In dat artikel, kan onder omstandigheden ook bij een bewezenverklaring van bedreiging een ongemaximeerde tbs worden opgelegd.
Gelet op de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de wijze waarop verdachte zich (over de feiten) heeft uitgelaten en de vaststelling met betrekking tot het gedrag van verdachte, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat beide feiten zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam het lichaam van één of meer personen. De totale duur van de tbs kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in dit geval de tbs voor wat betreft de duur ongemaximeerd is.