In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 september 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019 beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.000, met een belastingrente van € 173. Na bezwaar werd de aanslag verminderd naar € 42.893 en de belastingrente naar € 163. Belanghebbende, die in Duitsland woont, had geen betalingsbewijzen overgelegd ter onderbouwing van zijn aftrek van rente eigenwoninglening. De rechtbank heeft op 7 augustus 2025 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende een verdagingsverzoek indiende dat werd afgewezen. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de aanslag en belastingrentebeschikking niet te hoog heeft vastgesteld, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij meer rente heeft betaald dan de door de inspecteur geaccepteerde € 3.407. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag en belastingrentebeschikking in stand blijven. Er wordt geen proceskostenvergoeding of griffierecht vergoed aan belanghebbende.