4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Om verwarring te voorkomen wordt [slachtoffer 1] hierna ook aangeduid bij haar roepnaam [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook bij haar roepnaam [slachtoffer 2] .
4.3.2.1
Juridisch kader voor beide feiten
Deze zaak betreft een zogenoemde zedenzaak. Zedenzaken zijn bewijstechnisch vaak lastige zaken. Dit komt omdat dit soort zaken zich geregeld kenmerkt door het feit dat er slechts twee personen aanwezig zijn bij de gestelde seksuele handelingen, namelijk de aangever en de verdachte. Veelal staat de verklaring van de aangever dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de seksuele handelingen, tegenover de verklaring van verdachte die dit ontkent. Getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. In dit geval vormt een extra moeilijkheid in het onderzoek dat de beschuldigingen gaan over gebeurtenissen uit 2006 en eerder.
In artikel 342, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de rechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van het slachtoffer/de aangever. Ook als die verklaring betrouwbaar wordt geacht, is die enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Er moet dus meer bewijs zijn, iets dat die verklaring ondersteunt. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de belastende verklaring worden genoemd, ondersteuning vindt in één of meer bewijsmiddelen. Het ondersteunende bewijsmateriaal mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van het slachtoffer en moet bovendien uit een andere bron komen. Hiervoor is niet voldoende dat getuigen verklaren over wat het veronderstelde slachtoffer hen over de gebeurtenissen heeft verteld, omdat de bron van die verklaring dan nog steeds die ene getuige is.
Een bijzondere vorm van steunbewijs vormt het schakelbewijs. Uit vaste rechtspraak volgt dat onder omstandigheden het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs is toegelaten. Met schakelbewijs gaat het om een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de - uit een of meer bewijsmiddelen blijkende - omstandigheid dat de verdachte bij andere strafbare feiten betrokken was, kan worden betrokken bij het bewijs. De vraag of een verklaring kan worden gebruikt als schakelbewijs, moet steeds worden beoordeeld in het licht van de gehele bewijsvoering. Daarbij kan van belang zijn of en in hoeverre de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de onderscheidende feiten zijn begaan, op essentiële punten overeenkomen. In dit verband kan worden gedacht aan het handelen van verdachte, de modus operandi en de situationele/contextuele omstandigheden. Voor een toelaatbare schakelbewijsconstructie vereist de Hoge Raad niet dat een van de als schakel fungerende delicten bewezen kan worden zonder schakelbewijs.
4.3.2.2
Feit 1
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1]
De verdediging heeft ter zitting de betrouwbaarheid van de aangifte van [slachtoffer 1] betwist.
De rechtbank overweegt in dat verband het volgende.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] begin september 2024 een mail heeft gestuurd aan verdachte en zijn partner. In deze mail gaf zij een omschrijving van de verweten feiten. Daarna heeft zij contact opgenomen met de politie en een informatief gesprek gevoerd. Ook bij deze bijeenkomst is door [slachtoffer 1] een beschrijving gegeven van wat er volgens haar is gebeurd. Daarna volgde de verklaring van [slachtoffer 1] in haar aangifte. De rechtbank heeft deze drie verklaringen van [slachtoffer 1] bekeken en met elkaar vergeleken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen consistent, concreet en gedetailleerd. [slachtoffer 1] lijkt de feiten niet groter te willen maken dan ze zijn. Zo geeft zij bijvoorbeeld aan op welke momenten verdachte haar op de kleding en niet onder haar kleding heeft betast. Daarnaast benoemt zij ook de delen van haar verklaring waarover zij twijfelt. [slachtoffer 1] heeft verder ook consequent verklaard over hoe verdachte zijn ontuchtige handelingen langzamerhand opbouwde en daarin steeds verder ging. Het begon met het laten zien van zijn (geërecteerde) penis tijdens het zwemmen, gevolgd door het over haar kleding heen met zijn handen haar billen en schaamstreek aanraken, het zo dicht tegen haar aankomen dat zij zijn penis kon voelen en leidde tot het tot het driemaal toe met zijn vingers in haar vagina binnendringen, terwijl hij zichzelf aftrok.
Hoewel de feiten waarover aangeefster heeft verklaard meer dan twintig jaar geleden hebben plaatsgevonden, geeft [slachtoffer 1] nog steeds concrete details rondom die gebeurtenissen tijdens de uitstapjes met het bootje en de vakantie in Duitsland. De mate waarin zij het zich nog herinnert, maakt duidelijk dat die gebeurtenissen toen grote indruk op haar hebben gemaakt en dragen bij aan de authenticiteit van haar verklaring. Dat zij zich daarbij niet alle details meer kan herinneren en niet steeds exact dezelfde volgorde in haar verklaringen aanhoudt, maakt dit niet anders. Het geeft naar het oordeel van de rechtbank eerder aan dat het geen ingestudeerd verhaal is.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is en kan worden gebruikt voor het bewijs.
Steunbewijs
De volgende vraag is dan of de betrouwbare verklaring van [slachtoffer 1] ook wordt ondersteund door voldoende steunbewijs.
Verklaring verdachte
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat de verweten incidenten hebben plaatsgevonden tijdens uitstapjes op het bootje en tijdens een vakantie in Duitsland. In zijn verklaring bij de politie heeft verdachte bevestigd dat hij en zijn gezin actief erop uitgingen en dat er dan ook vriendjes en vriendinnetjes mee mochten. [getuige] - sinds april 2004 de partner van [slachtoffer 1] - heeft bevestigd dat hij samen met [slachtoffer 1] ook een keer is mee geweest op zo’n uitstapje naar het strand en dat hij ook was uitgenodigd voor een uitstapje op de boot, maar dat het daar niet van is gekomen.
[getuige] heeft daarnaast verklaard dat toen hij en [slachtoffer 1] samen seksueel actief werden, dit aanvankelijk zeer moeizaam verliep. Hij heeft daarnaast het intense verdriet bij [slachtoffer 1] omschreven toen zij hem voor het eerst vertelde wat er was gebeurd.
Schakelbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 2] kan dienen als steunbewijs voor de aangifte van [slachtoffer 1] . De rechtbank licht dit als volgt toe.
Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] verklaren dat zij in haar jeugd contact hadden met verdachte en zijn gezin en dat zij samen uitstapjes ondernamen. [slachtoffer 1] verklaart dat tijdens het zwemmen in de Biesbosch met verdachte en zijn middelste zoon, ze was toen 11 jaar oud, bij het zwemmen de penis van verdachte uit zijn zwembroek dreef. [slachtoffer 2] verklaart ook dat zij in haar jeugd met verdachte ging zwemmen in een Landal park. De middelste zoon van verdachte vroeg toen aan haar om onder water te kijken. Elke keer als ze dat deed trok verdachte zijn zwembroek naar de zijkant, zodat zijn piemel eruit kwam. Ze was toen 10 of 11 jaar.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaren ook beiden over misbruik tijdens het varen met een bootje. [slachtoffer 1] verklaart over momenten dat de middelste zoon van verdachte in het bootje in de punt lag. Als ze dan op het bankje zat, ging verdachte aan haar zitten en trok hij zichzelf af. Op een gegeven moment was dat elke keer dat wanneer ze weg gingen dat dit gebeurde. Ook [slachtoffer 2] verklaart over het varen met het bootje. Ook zij verklaart dat de ontuchtige handelingen tijdens het varen plaatsvonden. Ze verklaart dat ze tussen zijn benen moest gaan zitten, verdachte zijn zwembroek naar de zijkant deed waardoor zijn piemel tegen haar lijf kwam.
Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] omschrijven soortgelijke ervaringen met verdachte in hun jeugd. Deze ervaringen vertonen op essentiële punten belangrijke overeenkomsten, zowel wat betreft de context waarin het gebeurde, de omstandigheden waarmee ze zijn omgeven en het desbetreffend handelen van verdachte. Deze ervaringen vonden namelijk plaats toen de meisjes tussen de 10 en 15 jaar oud waren, tijdens uitstapjes met de kinderen van verdachte met het bootje of op een vakantie, op momenten dat er gezwommen werd en badkleding werd gedragen, waarbij verdachte eerst niet verder gaat dan het buiten zijn zwembroek laten zien van zijn penis, maar later verder gaat en zijn penis tegen de meisjes aanduwt. Bij de handelingen bij beide destijds minderjarige meisjes is er sprake van dezelfde opbouw. Een opbouw waarbij de handelingen van verdachte steeds verder gaan, maar in de begin periode voor een omstander zonder voorkennis zouden kunnen worden weggewuifd als een onschuldig ongelukje. Verdachte gebruikte het vasthouden van de zwemband of het besturen van de buitenboordmotor van het bootje als camouflage. De overeenkomsten in de ervaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vormen dan ook naar het oordeel van de rechtbank steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 1] .
Dat een groot deel van de beschreven handelingen van verdachte zowel bij [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] niet meer kunnen worden ten laste gelegd omdat zij verjaard zijn, doet niets af aan het feit dat de verklaring van [slachtoffer 2] kan worden gebruikt als schakelbewijs. Ook het feit dat verdachte bij [slachtoffer 1] verdergaande handelingen heeft verricht dan bij [slachtoffer 2] maakt niet dat de verklaring van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] over de wijze waarop en context waarbinnen de handelingen plaatsvonden overeenkomen niet als schakelbewijs kan dienen. De handelswijze van verdachte blijft overeenkomstig, al waren deze bij [slachtoffer 1] uiteindelijk om wat voor reden dan ook verregaander dan bij [slachtoffer 2] .
Conclusie
Op basis van de bewijsmiddelen als genoemd in bijlage II acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2.3
Feit 2
Bewijs
[slachtoffer 2] heeft een verklaring afgelegd waarin zij omschrijft dat verdachte haar ontuchtig heeft vastgepakt. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een concrete en gedetailleerde verklaring die op de rechtbank ook betrouwbaar overkomt. Vervolgens ligt de vraag voor of de verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Het enige andere bewijsmateriaal dat de verklaring zou kunnen ondersteunen is de verklaring van [slachtoffer 1] . Haar verklaring ziet echter op ervaringen met verdachte die hebben plaatsgevonden in de kindertijd tijdens uitstapjes of een vakantie met verdachte en zijn gezin. De aangifte van [slachtoffer 2] ziet echter op ervaringen met verdachte toen zij 21 jaar oud was en verdachte hielp bij het klussen in zijn nieuwe huis. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet vastgesteld worden dat de feitelijke gang van zaken in de verklaring van [slachtoffer 1] op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met de feitelijke gang van zaken in de aangifte van [slachtoffer 2] . Daar waar de verklaring van [slachtoffer 2] dus wel schakelbewijs biedt bij de aangifte van [slachtoffer 1] , kan de verklaring van [slachtoffer 1] andersom niet als schakelbewijs worden gebruikt ter ondersteuning van de aangifte van [slachtoffer 2] .
Door [slachtoffer 1] is daarnaast gerefereerd aan een verklaring van [naam] . [naam] zou een soortgelijke ervaring met verdachte hebben gehad. Het dossier bevat echter geen verklaring van [naam] zelf. In die zin kan de verklaring van [slachtoffer 1] over wat zij van [naam] heeft gehoord niet dienen als steunbewijs voor het verweten feit.
Conclusie
Gelet op het ontbreken van voldoende steunbewijs, kan de rechtbank slechts concluderen dat er onvoldoende wettig bewijs is voor het verweten feit. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 2.