Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 oktober 2024 in Roosendaal betrokken was bij een geweldsincident. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. Tijdens de zitting op 23 januari 2025 heeft de officier van justitie vrijspraak voor de poging tot doodslag gevorderd, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood. De rechtbank heeft deze vordering gevolgd en de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan poging tot zware mishandeling. De verdachte had met een mes zwaaiende en snijdende bewegingen gemaakt in de richting van het slachtoffer, wat leidde tot snijwonden in de linkerarm en het gezicht van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard en dat zijn handelen wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank verwierp ook het beroep op noodweer, omdat de verdachte zelf de confrontatie had opgezocht en niet had gehandeld uit een noodweersituatie. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de proeftijd was overschreden.