ECLI:NL:RBZWB:2025:6291

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
: 11845201 \ VV EXPL 25-69(e)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave van een hond na geschil over fokprogramma en overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter op 16 september 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], de eigenaresse van een hond, en [gedaagde], die de hond tijdelijk verzorgde. [Eiser] had de hond, geboren op [datum] 2024, aan [gedaagde] toevertrouwd in het kader van een fokprogramma. De partijen hadden een schriftelijke overeenkomst gesloten waarin was vastgelegd dat de hond op 12 maanden gekeurd zou worden voor deelname aan het fokprogramma. Echter, de samenwerking verliep problematisch. [Gedaagde] heeft de hond zonder overleg op zijn naam geregistreerd en medegedeeld dat de hond niet geschikt was voor het fokprogramma. [Eiser] heeft daarop een beroep gedaan op artikel 4.2 van de overeenkomst en vorderde teruggave van de hond, inclusief het paspoort en de (safe) code.

De kantonrechter oordeelde dat [eiser] in redelijkheid een beroep kon doen op de overeenkomst, gezien de omstandigheden en het gebrek aan vertrouwen dat was ontstaan door het handelen van [gedaagde]. De rechter wees de vorderingen van [eiser] toe en gelastte [gedaagde] om de hond, het paspoort en de (safe) code binnen 24 uur na betekening van het vonnis terug te geven. Tevens werd een dwangsom van € 150 per dag opgelegd voor het geval [gedaagde] niet aan de veroordeling voldeed, met een maximum van € 5000. [Gedaagde] werd ook veroordeeld in de proceskosten van € 653.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11845201 \ VV EXPL 25-69
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding van 16 september 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M. Simons,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
Het kort geding wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Breda.
De zaak wordt behandeld door mr. C.J.G.M. van der Weide, kantonrechter, bijgestaan door mr. E.J. de Bruin als griffier.
Aanwezig zijn:
- [eiser] , bijgestaan door mr. M. Simons,
- de heer [gedaagde] ,
- de heer [naam] , begeleider van de heer [gedaagde] , werkzaam bij [bedrijf] .
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 augustus 2025, met producties genummerd 1 tot en met 8,
  • het schriftelijke verweer van [gedaagde] , met bijlagen genummerd 1 tot en met 7,
  • de mondelinge behandeling van 26 augustus 2025,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 augustus 2025,
  • de mondelinge behandeling van 16 september 2025,
  • de akte van eiswijziging.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiser] is eigenaresse van de [hond] (geboren op [datum] 2024). [eiser] wenste met [hond] deel te nemen aan een fokprogramma. In dat kader was zij op zoek naar een ‘gastgezin’. Partijen hebben een schriftelijke overeenkomst gesloten met de strekking dat [hond] door [gedaagde] in huis wordt genomen en wordt verzorgd/opgevoed, met als voorwaarde dat [hond] op de leeftijd van 12 maanden gekeurd zal worden en, indien na keuring wordt besloten om deel te nemen aan het fokprogramma, [eiser] 2 à 3 nestjes met [hond] zal fokken. Vrijwel direct nadat [hond] op 13 juni 2025 bij [gedaagde] in huis kwam verliep de samenwerking en communicatie tussen [gedaagde] en [eiser] niet goed. [gedaagde] heeft zonder overleg met [eiser] , [hond] op zijn naam laten registreren. Hij heeft aan [eiser] laten weten dat [hond] , vanwege haar angstige karakter, niet geschikt is om mee te fokken.
[eiser] heeft geen vertrouwen meer in de samenwerking met [gedaagde] en wenst daarnaast ook niet ( meer) te fokken met [hond] . Zij doet een beroep op artikel 4.2. van de overeenkomst en vordert teruggave van [hond] inclusief het paspoort van [hond] en de (safe)code om [hond] te kunnen overschrijven, op straffe van een dwangsom. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] in het licht van de aangevoerde omstandigheden een beroep mag doen op artikel 4 van de overeenkomst. Dit betekent dat de vorderingen van [eiser] worden toegewezen en [gedaagde] [hond] terug dient te geven aan [eiser] , inclusief het paspoort van [hond] en de (safe)code.

3.De beoordeling

spoedeisend belang
3.1.
Uit de stellingen van [eiser] volgt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Het spoedeisend belang is ook niet betwist door [gedaagde] .
overeenkomst
3.2.
[eiser] heeft haar vorderingen in de dagvaarding gegrond op artikel 5:2 BW, teruggave van [hond] omdat [hond] haar eigendom is en op wanprestatie van [gedaagde] in de overeenkomst, doordat [gedaagde] had medegedeeld niet mee te werken aan de keuring van [hond] . Op de zitting heeft [eiser] de rechtsgrond van haar vorderingen gewijzigd. Zij doet nu een beroep op artikel 4.2. van de overeenkomst.
Dit artikel bepaalt:
“4.2. Indien de fokker besluit dat de hond op basis van de keuringsuitslagen dan wel om andere redenen niet aan het fokprogramma zal deelnemen zal de eigendom van de hond overgaan met de bepalingen van artikel 1.1 tot en met 1.3 van deze overeenkomst op basis van koop en tegen betaling van de door partijen overeengekomen koopsom door het gastgezin aan fokker kunnen worden overgenomen. Ingeval van eigendomsoverdracht is daarmee aan deze overeenkomst een einde gekomen.”
In art. 4.4 is – zakelijk samengevat – geregeld dat wanneer het gastgezin besluit niet op het aanbod tot koop in te gaan en de eigendom niet over gaat, de hond weer in de macht van de fokker wordt gebracht.
3.3.
Gelet op het verweer van [gedaagde] , dat de kantonrechter zó uitlegt dat hij betoogt dat er geen voldoende zware reden is om de overeenkomst te beëindigen, dient getoetst te worden of [eiser] , gelet op alle omstandigheden en ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden, in redelijkheid een beroep kan doen op dit artikel, nu dit artikel in feite bepaalt dat [eiser] op ieder moment om welke reden dan ook de overeenkomst kan beëindigen. De kantonrechter is van oordeel dat de aangevoerde redenen die hierna worden besproken, de beëindiging kunnen rechtvaardigen.
3.4.
Vrij kort nadat [hond] bij [gedaagde] in huis is gekomen is [gedaagde] al van mening dat de hond niet goed functioneert, niet is gesocialiseerd en niet geschikt is voor het fokprogramma. Hij bericht [eiser] op 30 juni 2025 dat hij sowieso een termijn van 16 maanden wil hanteren om dan samen te kijken of [hond] geschikt is voor een nestje, in plaats van de overeengekomen keuring bij 12 maanden te laten plaatsvinden. Daarbij meldt hij dat als zij daar niet aan mee zal werken hij [hond] niet zal meegeven. [gedaagde] loopt dan ook op de zaken vooruit door, voordat [hond] de leeftijd van 12 maanden heeft bereikt, mede te delen niet aan de overeengekomen verplichting tot keuring te zullen voldoen.
3.5.
Vervolgens voldoet [gedaagde] niet aan de overeenkomst door geen puppycursus met [hond] te volgen hetgeen opmerkelijk is, nu [hond] naar zijn zeggen niet goed functioneert en niet is gesocialiseerd en er dus juist alle reden toe is om wel een puppycursus te volgen. Dit maakt dat niet alleen de overeenkomst, maar ook de door [gedaagde] gestelde ‘achterstand’ in ontwikkeling reden geeft om een puppycursus te volgen. Immers, hoe ouder een hond wordt, hoe moeilijker het is om deze dor middel van training te conditioneren.
3.6.
Het centrale doel van de overeenkomst is dat partijen samen [hond] rijp te maken voor het fokprogramma van drie nestjes. [gedaagde] heeft, door nog voordat een keuring heeft plaatsgevonden mede te delen dat hij [hond] niet geschikt vindt voor het fokprogramma en hieraan geen medewerking zal verlenen, het vertrouwen van [eiser] in de samenwerking tussen partijen geschaad. Hij gaat daarmee immers in tegen het doel van de overeenkomst. Daarnaast heeft [gedaagde] , in strijd met de overeenkomst, [hond] zonder overleg of mededeling op zijn naam laten registreren. De overeenkomst bepaalt echter in art. 2.1 laatste zin, dat [hond] pas op naam van [gedaagde] mag worden geregistreerd als de eigendom van [hond] ook overgaat op [gedaagde] , bijvoorbeeld door koop. Aan het verweer van [gedaagde] dat registratie een wettelijke verplichting is, gaat de kantonrechter voorbij. Registratie van een hond is verplicht voor de eigenaar. Feit is dat [eiser] nog steeds de eigenaar van [hond] is. In plaats van hierover met [eiser] in gesprek te gaan, heeft [gedaagde] [hond] op zijn eigen naam gezet. Ook dit doet afbreuk aan het vertrouwen om behoorlijk samen te kunnen werken.
3.7.
Het door gedrag van [gedaagde] ontstane gebrek aan vertrouwen om samen tot een goede uitvoering van de overeenkomst te komen, maakt dat [eiser] in redelijkheid een beroep heeft kunnen doen op artikel 4.2. van de overeenkomst. Dit betekent dat [hond] terug moet naar haar eigenaresse [eiser] , tenzij [gedaagde] bereid is [hond] te kopen voor de overeengekomen prijs van € 2.250,00. [gedaagde] heeft echter voor en tijdens de zitting aangegeven [hond] niet voor dit bedrag te willen kopen en heeft daarmee het eerste recht van koop prijs gegeven.
3.8.
Het voorgaande betekent dat de gevorderde teruggave van [hond] (inclusief paspoort en (safe)code) aan [eiser] zal worden toegewezen.
dwangsom
3.9.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt. [gedaagde] zal, voor elke dag dat hij niet voldoet aan de veroordeling een dwangsom moeten betalen van € 150,00, tot een maximum van € 5000,00 is bereikt.
proceskosten
3.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
90,00
- salaris advocaat
543,00
- nakosten
20,00
Totaal
653,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van het vonnis [hond] aan [eiser] te retourneren, alsmede haar paspoort en de (safe) code om [hond] te kunnen overschrijven;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 150,00 voor iedere dag, dat hij niet aan de in 4.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 653,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Dit proces-verbaal is opgemaakt en ondertekend door de kantonrechter.