In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1953. De rechtbank heeft de procedure opgestart na ontvangst van het verzoekschrift op 7 augustus 2025. Tijdens de zitting, die op 28 augustus 2025 plaatsvond, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder betrokkene zelf, haar echtgenoot, een casemanager en de huisarts. Betrokkene heeft aangegeven dat het goed met haar gaat en dat ze niet wil worden opgenomen, terwijl haar echtgenoot en behandelaar zich zorgen maken over haar mentale en fysieke toestand. De behandelaar heeft opgemerkt dat betrokkene lijdt aan multi-infarctdementie, wat leidt tot verward gedrag en een achteruitgang van haar kortetermijngeheugen. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene ernstig nadeel kan ondervinden door haar aandoening, wat leidt tot lichamelijk letsel, psychische schade en verwaarlozing. De rechtbank heeft geconcludeerd dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar, en de rechtbank heeft daarom de gevraagde machtiging verleend voor de duur van zes maanden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Govaers, met de griffier mr. Brok aanwezig.