In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 augustus 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1977. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, omdat de betrokkene zich in een manische toestand bevond en er een risico was op ernstig nadeel, waaronder psychische schade en gevaar voor de algemene veiligheid. Tijdens de zitting, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn de betrokkene, zijn advocaat, en zorgverleners gehoord. De betrokkene stelde dat hij geen machtiging nodig had en dat het goed met hem ging, maar de behandelaars gaven aan dat zijn toestand zorgwekkend was en dat hij medicatie nodig had. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een manisch psychotisch toestandsbeeld en dat de betrokkene niet in staat was om voor zichzelf te zorgen. De rechtbank verleende de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg werden goedgekeurd, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank concludeerde dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren en dat de verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel af te wenden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie.