ECLI:NL:RBZWB:2025:630

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/02/429884/ KG ZA /24-601 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Van der Weide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een chalet bij verstek toegewezen in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 januari 2025, heeft de eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.G.A. Mattheussens, een kort geding aangespannen tegen de bewoners van een chalet, [bewoner 1] en [bewoner 2], die niet verschenen zijn. De eiseres vorderde als voorlopige voorziening dat de bewoners het chalet en de bijbehorende staplaats zouden verlaten, met medeneming van al hun goederen, op straffe van een dwangsom. De procedure begon met een dagvaarding op 7 januari 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 21 januari 2025. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke vereisten voldeed, waardoor verstek werd verleend aan de gedaagden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de eiseres niet ongegrond of onrechtmatig was, en heeft deze toegewezen. De gedaagden, [bewoner 1] en [bewoner 2], zijn veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis het chalet en de staplaats te verlaten, met een dwangsom van € 250,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 10.000,00. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 983,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Van der Weide.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/429884 / KG ZA 24-601
Vonnis in kort geding van 22 januari 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres],
advocaat: mr. C.G.A. Mattheussens,
tegen

1.[bewoner 1],

2. [bewoner 2],
beiden feitelijk verblijvende te [woonplaats],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 januari 2025 met producties 1 t/m 5,
- de mondelinge behandeling van 21 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert als voorlopige voorziening, samengevat, [bewoner 1] en [bewoner 2] te veroordelen om het Chalet en staplaats aan [adres] met medeneming van al hun goederen te verlaten en verlaten te houden, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [bewoner 1] en [bewoner 2] in de kosten van dit geding.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat verstek wordt verleend.
3.2.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet ongegrond en onrechtmatig voor, zodat dit zal worden toegewezen.
3.3.
[bewoner 1] en [bewoner 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] die op basis van een toevoeging procedeert, als volgt vastgesteld:
− griffierecht € 90,00
− salaris advocaat € 715,00
− nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 983,00

4.De beslissing

de voorzieningenrechter
4.1.
verleent ten aanzien van [bewoner 1] en [bewoner 2] verstek,
4.2.
veroordeelt [bewoner 1] en [bewoner 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het chalet staande en gelegen te [adres]- en die staplaats, met medeneming van al hun goederen te verlaten en verlaten te houden,
4.3.
bepaalt dat [bewoner 1] en [bewoner 2] een dwangsom verbeuren van € 250,00 per dag of gedeelte van de dag dat zij daarmee in gebreke blijven, met een maximum van
€ 10.000,00 aan te verbeuren dwangsommen,
4.4.
veroordeelt [bewoner 1] en [bewoner 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot op heden begroot op € 983,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moeten zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.