In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 september 2025, in de zaak tussen eiseres en de Dienst Toeslagen, staat de hoogte van het bij beschikking van 28 december 2023 toegekende voorschot huurtoeslag over het jaar 2024 centraal. De Dienst Toeslagen heeft het inkomen van de moeder van eiseres betrokken bij de berekening van het recht op huurtoeslag, omdat zij als medebewoner is aangemerkt. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van eiseres en komt tot de conclusie dat de Dienst Toeslagen terecht rekening heeft gehouden met het inkomen van de moeder. De rechtbank stelt vast dat de moeder van eiseres van 1 december 2021 tot haar overlijden op 13 oktober 2024 ingeschreven stond op het adres van eiseres en daar ook feitelijk woonde. Dit betekent dat zij als medebewoner moet worden aangemerkt volgens de Wet op de huurtoeslag. Eiseres heeft geen indicatiebesluit van het CIZ of andere medische stukken overgelegd die de verzorgingsbehoefte van haar moeder aantonen, waardoor het inkomen van de moeder niet buiten beschouwing kan worden gelaten. De rechtbank concludeert dat de Dienst Toeslagen de moeder van eiseres terecht als medebewoner heeft aangemerkt en dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.