Uitspraak
1.[verzoeker 1] ,
2.
[verzoeker 2],
3.
[verzoeker 3],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 17 september 2025 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure. Verzoekers hebben op 21 juli 2025 een verzoekschrift ingediend met het doel een boedelbeschrijving onder ede te bevelen. Echter, zij hebben het verschuldigde griffierecht niet tijdig betaald. Volgens de relevante wetgeving, specifiek artikel 3 lid 2 jo. lid 4 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken en artikel 282a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dient de rechter verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren indien het griffierecht niet of niet tijdig is voldaan.
De financiële administratie heeft vastgesteld dat verzoekers het griffierecht pas op 19 augustus 2025 hebben betaald, wat te laat is. Verzoekers hebben de kans gekregen om hun standpunt over de te late betaling toe te lichten. Hun gemachtigde, mr. D.W.L. Cloots, heeft aangegeven dat er een administratieve fout is gemaakt waardoor de betaling niet op tijd is verwerkt. Ondanks deze uitleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat het risico van de te late betaling voor rekening van verzoekers komt. De kantonrechter benadrukt dat van een professioneel gemachtigde verwacht mag worden dat zij haar administratie zodanig inricht dat tijdige betalingen worden gewaarborgd.
Daarom heeft de kantonrechter besloten om verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek en hen te veroordelen in de proceskosten, die aan de zijde van verweerder op nihil zijn begroot. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Van der Lende - Mulder Smit op 17 september 2025.