ECLI:NL:RBZWB:2025:6362

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
25/4109 PW VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen terugvordering bijstandsuitkering

Op 23 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I. Car, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen. Verzoekster had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening tegen de terugvordering van haar bijstandsuitkering, die door het college was opgelegd met een besluit van 30 juni 2025. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoekster het griffierecht van € 53,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had verzoekster in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen binnen twee weken na dagtekening van een aangetekende brief, maar verzoekster heeft dit verzuimd zonder enige verontschuldiging. Hierdoor kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordelen en werd het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/4109

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 september 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster(gemachtigde: mr. I. Car),

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de terugvordering van aan haar verstrekte bijstandsuitkering door het college.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
Met het bestreden besluit van 30 juni 2025 heeft het college aan verzoekster verstrekte bijstandsuitkering van haar teruggevorderd. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoekster het griffierecht tijdig betaald?
2.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 21 augustus 2025 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 25 augustus 2025 om 17:01 uur is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend. Verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
2.2.
Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 23 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.