ECLI:NL:RBZWB:2025:6364

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
25/4064 PW VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering en proceskostenveroordeling

Op 23 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.R. Aerts, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren, dat op 14 juli 2025 een maatregel van 30% op zijn bijstandsuitkering over de maand augustus 2025 had opgelegd. Na de beslissing op bezwaar op 20 augustus 2025, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, trok verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg hij wel om een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter heeft het dagelijks bestuur in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. Het dagelijks bestuur gaf aan bereid te zijn de proceskosten te vergoeden.

De voorzieningenrechter heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. In de beoordeling werd vastgesteld dat het dagelijks bestuur gedeeltelijk tegemoet was gekomen aan verzoeker, omdat de maatregel voor september 2025 niet werd gehandhaafd. De rechtbank heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en het dagelijks bestuur veroordeeld tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan verzoeker. Daarnaast is het dagelijks bestuur verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/4064

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 september 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. W.R. Aerts),
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (dagelijks bestuur).

Inleiding

1. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van 14 juli 2025 over het opleggen van een maatregel van 30% op verzoekers bijstandsuitkering over de maand augustus 2025. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening.
1.1.
Het dagelijks bestuur heeft op 20 augustus 2025 op het bezwaar van verzoeker beslist. Het bezwaar van verzoeker is, onder wijziging van de grondslag en aanpassing van de motivering, ongegrond verklaard.
1.2.
Verzoeker heeft zijn verzoek om voorlopige voorziening op 28 augustus 2025 ingetrokken en heeft de voorzieningenrechter verzocht om het dagelijks bestuur te veroordelen in de proceskosten. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter dat verzoek.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het dagelijks bestuur in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het dagelijks bestuur heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat hij bereid is om de proceskosten voor zijn rekening te nemen.
1.4.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is het dagelijks bestuur aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. De voorzieningenrechter moet dus beoordelen of het dagelijks bestuur geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen. De voorzieningenrechter stelt vast dat weliswaar de maatregel van 30% over de maand augustus 2025 in de beslissing op bezwaar van 20 augustus 2025 in stand blijft, maar een in het besluit van 14 juli 2025 aangekondigde maatregel over de maand september 2025 wordt in de beslissing op bezwaar niet gehandhaafd. Daarmee is het dagelijks bestuur naar het oordeel van de voorzieningenrechter gedeeltelijk tegemoetgekomen aan verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet het dagelijks bestuur aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Het dagelijks bestuur moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 907,- omdat de gemachtigde van verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De voorzieningenrechter wijst erop dat het dagelijks bestuur verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 53,- te vergoeden. [3] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot het dagelijks bestuur wenden.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt het dagelijks bestuur tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 23 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.