ECLI:NL:RBZWB:2025:6365

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
25/4256 ONBEK VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in huurkwestie niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van benodigde documenten

Op 26 augustus 2025 heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot de hoogte van zijn huur, om te voorkomen dat hij zijn woning en uitkering verliest. De rechtbank heeft verzoeker op 26 augustus 2025 verzocht om een kopie van het besluit waartegen hij bezwaar maakt, evenals een kopie van het bezwaarschrift. Verzoeker heeft echter niet gereageerd op deze oproep.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoeker geen van de gevraagde documenten heeft overgelegd. Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk verklaren als de benodigde stukken niet zijn ingediend, zelfs na een herstelmogelijkheid. Verzoeker heeft geen afschrift van het besluit of bezwaarschrift ingediend en heeft ook geen reden gegeven voor dit verzuim.

Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek plaatsvindt en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 23 september 2025 en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/4256

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 september 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

en

onbekende verweerder.

Inleiding

1. Verzoeker heeft op 26 augustus 2025 bij de rechtbank een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Hierin vraagt hij de voorzieningenrechter “om een voorlopige voorziening te treffen voor de hoogte van mijn huur zodat ik niet mijn woning kwijt raak en mijn uitkering zeker kwijt raak”.
1.1.
De rechtbank heeft op 26 augustus 2025 aan verzoeker gevraagd om (1) een kopie op te sturen van het besluit waar hij het niet mee eens is, en (2) een kopie op te sturen van het bezwaarschrift tegen dat besluit.
1.2.
Verzoeker heeft niet op de brief van 26 augustus 2025 gereageerd.
1.3.
Omdat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet een afschrift van het bezwaar- of beroepschrift overleggen en zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft. [1] Als dat niet gebeurt, kan de voorzieningenrechter - na een herstelmogelijkheid - het verzoek op die grond niet-ontvankelijk verklaren.
2.1.
Verzoeker heeft bij het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening geen besluit of bezwaarschrift overgelegd. De rechtbank heeft verzoeker in de brief van 26 augustus 2025 gevraagd om dit verzuim binnen een week te herstellen. Verzoeker heeft binnen die termijn geen afschrift van het besluit of bezwaarschrift overgelegd. Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 23 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:81, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:5, eerste en tweede lid, van de Awb.