In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 september 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1946. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken. De rechtbank heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene, haar advocaat, en verschillende zorgverleners zijn gehoord. De betrokkene verblijft in een accommodatie en heeft te maken met ernstige psychische problemen, waaronder een depressieve stoornis met suïcidale gedachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, wat de voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk maakt. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging verleend voor de duur van drie weken, waarbij zij de noodzaak van verplichte zorg heeft onderbouwd met medische verklaringen en de situatie van de betrokkene. De rechtbank heeft enkele vormen van verplichte zorg goedgekeurd, maar andere verzoeken van de officier van justitie zijn afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie.