Op 10 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 13 januari 2025, en de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin verlengd voor de duur van zes maanden, tot 13 juli 2025.
De procedure begon met een verzoekschrift van de GI, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling waren de moeder van [minderjarige], haar advocaat, vertegenwoordigers van de GI en de pleegouders aanwezig. De moeder heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode van zes maanden, zodat er een extra toetsmoment kan worden gecreëerd.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en haar belastbaarheid nog steeds aanwezig zijn. Het onderzoek naar de opvoedvaardigheden van de moeder, het zogenaamde Goed Genoeg Ouderschap (GGO), is tijdelijk stopgezet vanwege haar zwangerschap. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, zodat de noodzakelijke hulpverlening kan worden voortgezet en er duidelijkheid kan komen over het toekomstperspectief van [minderjarige]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.