ECLI:NL:RBZWB:2025:638

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/02/429254 / JE RK 24-2162
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 10 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 13 januari 2025, en de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin verlengd voor de duur van zes maanden, tot 13 juli 2025.

De procedure begon met een verzoekschrift van de GI, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling waren de moeder van [minderjarige], haar advocaat, vertegenwoordigers van de GI en de pleegouders aanwezig. De moeder heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode van zes maanden, zodat er een extra toetsmoment kan worden gecreëerd.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en haar belastbaarheid nog steeds aanwezig zijn. Het onderzoek naar de opvoedvaardigheden van de moeder, het zogenaamde Goed Genoeg Ouderschap (GGO), is tijdelijk stopgezet vanwege haar zwangerschap. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, zodat de noodzakelijke hulpverlening kan worden voortgezet en er duidelijkheid kan komen over het toekomstperspectief van [minderjarige]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/429254 / JE RK 24-2162
Datum uitspraak: 10 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. S.J. Nijssen te Goes.
[de pleegouders] ,
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift van de GI, met bijlagen, van 20 november 2024, ontvangen op 28 november 2024;
  • het e-mailbericht van mr. Nijssen van 11 december 2024, met bijlage;
  • het e-mailbericht van de Raad voor de Kinderbescherming van 16 december 2024;
  • de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 december 2024;
  • de brieven van mr. Nijssen van 6 januari 2025, met bijlagen.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- de pleegouders.
1.3.
Met bijzondere toestemming van de kinderrechter was tevens bij de mondelinge behandeling aanwezig een pleegzorgbegeleider.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 13 januari 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van
William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering met ingang van 13 januari 2023
en tot 13 januari 2024. Daarnaast is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een
netwerkpleeggezin verleend met ingang van 13 januari 2023 en tot 13 juli 2023, onder
aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.3.
Bij beschikking van 29 juni 2023 is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing
van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 13 juli 2023 en tot
13 januari 2024.
2.4.
Bij beschikking van 3 januari 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige]
verlengd tot 13 januari 2025. Daarnaast is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige]
in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 13 juli 2024, onder aanhouding van het
resterende deel van het verzoek.
2.5.
Bij beschikking van 5 juli 2024 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 13 januari 2025.
2.6.
[minderjarige] verblijft op grond van voornoemde machtiging in een pleeggezin.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin te verlengen met ingang van 14 januari 2025 voor de duur van een jaar.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI – met instemming van de advocaat van de moeder - haar verzoek gewijzigd in die zin dat de GI nu verzoekt om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin te verlengen met ingang van 13 januari 2025 voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. In de afgelopen periode heeft er een onderzoek Goed Genoeg Ouderschap (hierna: GGO) plaatsgevonden waarbij werd gekeken of [minderjarige] kan terugkeren naar huis. In de tussentijd is de moeder zwanger geraakt waardoor het onderzoek GGO tijdelijk is stopgezet. De GI heeft aangegeven dat het om die reden nog onvoldoende duidelijk is of besloten kan worden tot een eventuele thuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. Daarnaast heeft de zwangerschap van de moeder invloed op de omgang met [minderjarige] . De moeder heeft een HG zwangerschap waardoor zij veel opgenomen is geweest in het ziekenhuis. Sinds oktober 2024 is de omgang uitgebreid. [minderjarige] verblijft op dinsdag, donderdag en vrijdag bij de moeder waarbij er sprake is van een overnachting van donderdag op vrijdag. Dit verloopt goed. Vanuit de pleegouders is wel te merken dat [minderjarige] de dagen erop een gedragsverandering laat zien. Dit blijft de GI dan ook goed monitoren. Vorige week heeft de moeder verschillende omgangsmomenten afgezegd vanwege ziekte. Afgelopen maandag heeft er een overleg plaatsgevonden rondom de inleidingsdatum van de moeder en de volgende omgangsmomenten. Afgesproken is dat de pleegouders op kraamvisite komen en dat de omgangsmomenten vanaf 22 januari 2025 weer starten waarbij [minderjarige] op 22, 24, 29 en 31 januari 2025 vanaf half 4 naar de moeder gaat. Op 30 januari 2025 wordt dit geëvalueerd. De intentie is om de omgangsregeling weer op te pakken zoals die was, waarbij [minderjarige] op dinsdag, donderdag en vrijdag, met een overnachting op donderdag en vrijdag, naar de moeder gaat. Dit is afhankelijk hoe de situatie straks zal zijn. Daarnaast is de GI van mening dat het onderzoek GGO terug opgestart moet worden. Voor [minderjarige] is het namelijk belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt omtrent haar toekomstperspectief. De GI hoopt in de eerste helft van dit jaar hierover duidelijkheid te verkrijgen. Tot slot geeft de GI aan dat zij zich kunnen vinden in het voorstel van de moeder om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden, onder aanhouding van het restant. Of het onderzoek GGO dan al volledig is afgerond is nog niet helder.
4.2.
De advocaat van de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de moeder instemt met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Voor wat betreft de machtiging tot uithuisplaatsing zou de moeder graag willen dat deze wordt verlengd voor de duur van zes maanden, onder aanhouding van het restant, zodat er een extra toetsmoment gecreëerd kan worden. Mede gezien het feit dat het onderzoek GGO in de eerste helft van 2025 afgerond gaat worden. Verder geeft de advocaat aan dat de moeder positieve stappen heeft gezet. De moeder staat open voor hulp. De moeder heeft namelijk een opruimcoach ingeschakeld. Ook staat zij op de wachtlijst voor een ADHD-onderzoek bij [organisatie] . De moeder wil laten zien dat als er hulp wordt aangeboden, zij dit aanpakt. Daarnaast geeft de advocaat aan dat het begrijpelijk is dat [minderjarige] een gedragsverandering laat zien na de omgangsmomenten met de moeder. De moeder heeft haar een tijd lang niet thuis gehad, de omgang is uitgebreid en de moeder is zwanger. Het is begrijpelijk dat dit invloed heeft op [minderjarige] . Tot slot heeft de moeder fijn contact met de pleegouders.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat het goed met haar gaat. Zij loopt momenteel tegen het einde van haar zwangerschap en is goed voorbereid op de bevalling. De moeder heeft er vertrouwen in dat het goed komt. Zij geeft aan dat zij na de bevalling wel even haar draai zal moeten vinden maar dat zij ook de nodige hulpverlening heeft ingeschakeld vanuit [jeugdzorg] en haar netwerk. Verder geeft de moeder aan dat zij momenteel alleen woont. Haar partner is wel vaak bij haar, maar zij vindt het lastig om samen te wonen vanwege trauma’s vanuit het verleden. Hiervoor heeft de moeder zich aangemeld bij [organisatie] . Als straks de baby er is, zal hij er ook zijn maar hij behoudt wel zijn eigen woning. De omgangmomenten met [minderjarige] verlopen goed. Naarmate de zwangerschap vordert, worden deze momenten wel zwaarder maar de moeder vindt het wel fijn. De moeder vindt het ook belangrijk dat er duidelijkheid gaat komen omtrent het toekomstperspectief van [minderjarige] . De moeder heeft hier nog geen zicht op aangezien het onderzoek nog loopt maar zij hoopt wel dat [minderjarige] kan terugkeren naar huis.
4.4.
De pleegouders hebben aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige] . [minderjarige] is een vrolijk meisje en pakt dingen snel op. Ze leert ook steeds meer praten. De pleegouders merken dat de omgangsmomenten impact op [minderjarige] hebben. Na de omgangsmomenten kan [minderjarige] erg druk en driftig zijn. Dit vlakt wel af naarmate de tijd vordert. Ook gaat [minderjarige] als zij thuiskomt bij de pleegmoeder op schoot zitten en heeft zij even een rustmomentje. Dit is erg begrijpelijk. Verder zien de pleegouders [minderjarige] vrolijk vertrekken en vrolijk terugkomen van de omgangsmomenten. De pleegouders merken wel dat de hechting zich sterk ontwikkelt. Dat baart de pleegouders wat zorgen als het de bedoeling is dat [minderjarige] straks terug naar de moeder gaat. Het is belangrijk dat er snel duidelijkheid komt over het perspectief van [minderjarige] , zodat [minderjarige] weet waar zij aan toe is. Indien zal blijken dat [minderjarige] niet kan terugkeren naar de moeder zijn de pleegouders een perspectief biedend pleeggezin. Er moet ook rekening mee worden gehouden dat [minderjarige] bijna naar school moet. Ten aanzien van het verzoek merken de pleegouders op dat zij zich kunnen vinden in het voorstel van de moeder om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden, onder aanhouding van het restant.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlengen van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] . De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van een jaar, met ingang van 13 januari 2025 en tot 13 januari 2026. Tevens zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengen voor de duur van zes maanden, te weten met ingang van 13 januari 2025 en tot 13 juli 2025, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. De kinderrechter zal de beslissing hieronder toelichten.
5.4.
De kinderrechter is van oordeel dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog niet is weggenomen. De zorgen zijn nog gelegen in het feit dat er nog onvoldoende zicht is op de opvoedvaardigheden van de moeder en haar belastbaarheid. Het onderzoek GGO is tijdelijk stopgezet door de zwangerschap van de moeder en het is momenteel nog onvoldoende duidelijk of de moeder in staat zal zijn om de zorg voor [minderjarige] terug op zich te nemen. De kinderrechter ziet dat de moeder stappen in de goede richting heeft gezet. Zo heeft zij zich aangemeld voor individuele hulpverlening bij [organisatie] en heeft zij een opruimcoach. Dit laat zien dat de moeder hulpverlening accepteert. Ook wordt gezien dat de moeder de adviezen en tips die haar worden gegeven naar [minderjarige] kan toepassen. Ondanks dat de moeder vorderingen maakt in haar opvoedvaardigheden zijn er nog steeds verschillende kwetsbaarheden en risico’s zoals het psychisch welbevinden van de moeder en de vraag of het de moeder lukt om hetgeen zij leert in de praktijk te brengen in situaties die nieuw voor haar zijn. Na de bevalling zal het onderzoek GGO voortgezet worden en zal het toekomstperspectief van [minderjarige] worden bepaald. Het is belangrijk dat er snel duidelijkheid komt voor [minderjarige] , ook gezien het feit dat zij steeds ouder wordt. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is dan ook noodzakelijk om de noodzakelijk geachte hulpverlening de komende tijd te waarborgen. De kinderrechter zal derhalve het – onweersproken – verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling toewijzen.
5.5.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding. De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend voor de duur van zes maanden, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek, om zo opnieuw naar de stand van zaken te kunnen kijken. Op dit moment is het nog onvoldoende duidelijk of [minderjarige] kan terugkeren naar de moeder. De komende periode gaat er veel veranderen in het leven van de moeder en het is nog onduidelijk hoe de gezinssituatie na de bevalling gaat zijn en welk effect dit heeft op de draagkracht van de moeder. Na de bevalling zal het onderzoek GGO voortgezet worden en zal het toekomstperspectief van [minderjarige] worden bepaald. Alle betrokkenen zijn het er over eens dat het belangrijk is dat er snel duidelijkheid komt voor [minderjarige] , ook gezien het feit dat zij steeds ouder wordt en de ontwikkelingsfase waarin zij zich bevindt. Het is van belang dat de huidige plaatsing van [minderjarige] gecontinueerd blijft totdat het onderzoek GGO is afgerond. Het onderzoek GGO zal namelijk duidelijkheid geven over het perspectief van [minderjarige] .
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met ingang van 13 januari 2025 en tot 13 januari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin voor de duur van zes maanden, met ingang van 13 januari 2025 en tot 13 juli 2026;
6.3.
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2025 om [uur], bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg aan de Kousteensedijk 2, 4331 JE;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de (advocaat van de) moeder en de pleegouders;
6.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
houdt iedere verdere beslissing aan;
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2025 door mr. Hendriks, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 31 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.