ECLI:NL:RBZWB:2025:6408

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
C/02/438494 / JE RK 25-1437
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 11 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2019. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, die verzoekt om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de moeder vertegenwoordigd was door haar advocaat, mr. M.M. van der Marel, en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig was. De vader is niet verschenen, ondanks correcte oproeping.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die bij de moeder woont, nog niet volledig is hersteld van ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden, waaronder een gewelddadige ex-partner van de moeder. De minderjarige is momenteel in behandeling voor traumatherapie, die naar verwachting medio december 2025 zal zijn afgerond. De GI heeft aangegeven dat er een fysieke omgang tussen de vader en de minderjarige moet komen, maar dat dit pas na de therapie kan worden opgepakt. De moeder steunt het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, maar vraagt om een tussentijds toetsmoment.

De kinderrechter heeft op basis van de feiten en de overgelegde stukken geoordeeld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen van 18 september 2025 tot 18 september 2026 en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 september 2025 en op schrift gesteld op 29 september 2025. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/438494 / JE RK 25-1437
Datum uitspraak: 11 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Tilburg, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een geheim adres,
advocaat mr. M.M. van der Marel te Eindhoven,
Als informant wordt aangemerkt:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 4 augustus 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
- mr. Van der Marel namens de moeder (middels beeldbellen);
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
Niet verschenen zijn (hoewel correct opgeroepen):
- de moeder in persoon;
- de vader.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat [minderjarige] al langere tijd geen (onbelast) contact meer heeft met zijn vader. Beide ouders wensen voor [minderjarige] dat dit contact wordt opgebouwd en hersteld. [minderjarige] heeft op jonge leeftijd ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Zo had de moeder een gewelddadige ex-partner, niet zijnde de vader, waardoor zij en de kinderen onveiligheid hebben ervaren. Deze gebeurtenissen dient [minderjarige] nog te verwerken. Zeer onlangs is hij gestart met traumatherapie. Naar verwachting zal deze behandeling tot in december 2025 duren. De vader heeft momenteel omgang op afstand. Na de omgang wordt gezien dat [minderjarige] er last van heeft. Dit hoeft niet zozeer aan de vader zelf te liggen. De behandelaar heeft het advies gegeven om het contact tussen de vader en [minderjarige] pas op te bouwen na het behandeltraject van [minderjarige] . Wat de GI betreft dient er een fysieke omgang komen. De verwachting is nu dat in januari 2026 bekeken kan worden of de omgang tussen de vader en [minderjarige] weer kan worden opgebouwd. De ouders hebben zeer onlangs een eerste afspraak gehad bij [zorgcoach] voor ouderschapsbemiddeling. Daarin is nog een lange weg te gaan. Om die reden handhaaft de GI haar verzoek. De GI hoort dat namens de moeder nog wordt aangegeven dat haar samenwerking met de moeder niet goed zou verlopen. Juist om die reden heeft de GI er een tweede jeugdbeschermer naast gezet.
4.2
Namens de moeder is naar voren gebracht dat de jeugdbeschermers (te) zwaar hebben ingezet op het realiseren van omgang tussen de vader en [minderjarige] . Niet alleen de moeder, maar ook de begeleiding, merkte dat dat bij [minderjarige] spanningen veroorzaakte. De moeder is daarom blij dat de vader bereid was om even afstand te nemen van [minderjarige] . De jeugdbeschermers wilden daar in eerste instantie echter niet aan. De moeder worstelt met deze situatie en vraagt zich af met welke voortvarendheid de omgang straks weer zal worden opgestart. De moeder mist in deze, en in andere kwesties, de communicatie en het overleg met de jeugdbeschermers. Dit alles neemt volgens de moeder niet weg dat zij achter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling staat. Nu naar verwachting de behandeling van [minderjarige] medio december 2025 zal zijn afgerond en gezien het komende traject bij [zorgcoach] , acht de moeder een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden afdoende. De moeder verzoekt daarbij om na drie maanden een tussentijds toetsmoment in te stellen en het verzoek voor het overige aan te houden dan wel af te wijzen. De moeder hoopt daarbij dat de samenwerking met de bij haar betrokken jeugdbeschermer zal gaan verbeteren.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting stelt de kinderrechter vast dat de destijds in het kader van de ondertoezichtstelling opgestelde hulpverleningsdoelen nog niet, volledig, zijn behaald. Zo heeft [minderjarige] ingrijpende gebeurtenissen en wisselingen uit zijn verleden nog niet verwerkt en is er nog het ontbrekende contact tussen de vader en [minderjarige] . Gebleken is dat inmiddels voor [minderjarige] traumatherapie is ingezet. Naar verwachting zal deze medio december 2025 zijn afgerond. Daarnaast is er nog het traject lopende bij [zorgcoach] , in eerste instantie voor ouderschapsbemiddeling, en op een later moment ook voor contactherstel tussen de vader en [minderjarige] . Naar verwachting zal met dit contactherstel medio januari 2026 worden aangevangen. Daarmee zal een flinke tijd zijn gemoeid. Vervolgens dient ook nog geruime periode gemonitord kunnen worden hoe een en ander zal verlopen. Om die reden ziet de kinderrechter onvoldoende aanleiding om het verzoek, al dan niet met een tussentijds toetsmoment, in duur te bekorten en zal hij het verzoek toewijzen voor de verzochte periode, nu de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn.
5.4.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 18 september 2025 tot 18 september 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2025 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 29 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.