Op 22 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2015. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd met ingang van 24 januari 2025 tot 24 mei 2025. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te plaatsen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig bedreigd is en dat er nog geen basis is voor terugkeer naar de thuissituatie. De moeder van de minderjarige is belast met het ouderlijk gezag en heeft een positieve relatie met het Leger des Heils, dat de zorg voor de minderjarige heeft overgenomen van Jeugdbescherming West. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er nog geen samenwerking tot stand is gekomen tussen de moeder en Jeugdbescherming West, wat heeft geleid tot het niet kunnen opstellen van een gezinsplan. De kinderrechter heeft benadrukt dat er gewerkt moet worden aan de opgestelde doelen van de ondertoezichtstelling en dat er duidelijkheid moet komen over de thuissituatie van de moeder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de minderjarige niet verder in gevaar komt.