ECLI:NL:RBZWB:2025:6445

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
C/02/439287 / FA RK 25-4435
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Govaers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 september 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een wijziging van de zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1988. De officier van justitie verzocht om de zorgmachtiging, die eerder op 18 februari 2025 was verleend, te wijzigen. Dit verzoek was gebaseerd op de noodzaak om naast de reeds toegestane vormen van verplichte zorg, ook 'insluiten' als verplichte vorm van zorg toe te staan. De rechtbank heeft de zaak mondeling behandeld, waarbij de betrokkene, zijn advocaat en een psychiater aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene na zijn opname op de HIC-afdeling agressief en bedreigend gedrag vertoonde, wat leidde tot de noodzaak van insluiting in een extra beveiligde kamer. De psychiater heeft verklaard dat deze maatregel noodzakelijk was voor de veiligheid van de betrokkene en anderen. De advocaat van de betrokkene heeft echter betoogd dat de insluiting niet nodig was en dat de betrokkene op vrijwillige basis op de IC-unit kon verblijven.

De rechtbank heeft overwogen dat de insluiting als verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De rechtbank heeft daarom besloten de zorgmachtiging te wijzigen, zodat insluiten als verplichte zorg kan worden toegepast tot en met 18 februari 2026. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/439287 / FA RK 25-4435
Datum uitspraak: 4 september 2025
Beschikking betreffende een wijziging van de zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [plaats 1],
thans verblijvende in de [accommodatie] te [plaats 2], advocaat mr. J.J. van 't Hoff uit Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesdossier bevat het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 1 september 2025.
1.2.
Op 4 september 2025 heeft de rechtbank het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de afdeling waar betrokkene momenteel verblijft. Bij die behandeling zijn verschenen en gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam], psychiater.

2.Wat vaststaat

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 februari 2025 is ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend. Daarbij is bepaald dat voor de volledige duur van die machtiging de volgende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast:
  • het toedienen van medicatie;
  • het verrichten van medische controles;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder te verstaan het gebruik van communicatiemiddelen en dat betrokkene periodiek contact moet blijven houden met zijn ambulante behandelteam,
en dat de volgende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast in geval van een (dreigende) decompensatie en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • opnemen in een accommodatie.

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt om de zorgmachtiging die bij voormelde beschikking van deze rechtbank van 18 februari 2025 ten aanzien van betrokkene is verleend te wijzigen, in die zin dat voor de resterende duur van die zorgmachtiging, te weten tot en met 18 februari 2026, naast de reeds toegestane vormen van verplichte zorg, ook “insluiten” als verplichte vorm van zorg wordt toegestaan.

4.De standpunten

4.1.
De psychiater heeft, samengevat, onder meer het volgende aangegeven. Na binnenkomst van betrokkene in de accommodatie, was betrokkene erg druk en uitte hij bedreigingen naar medepatiënten en het personeel. Om conflicten te voorkomen en betrokkene op een veilige manier te kunnen verplegen, is bij wijze van noodmaatregel een insluiting toegepast, waarbij betrokkene in een extra beveiligde kamer (EBK) is geplaatst. De volgende dag is betrokkene overgeplaatst naar de IC-unit, waar hij nu nog steeds verblijft. De IC-unit is een afgesloten gedeelte binnen de HIC-afdeling van de accommodatie. Omdat de plaatsing van betrokkene een inperking van zijn bewegingsruimte betreft vergeleken met zijn verblijf op de HIC-afdeling, stelt de psychiater zich op het standpunt dat deze plaatsing dient te geschieden in het kader van een insluiting als verplichte vorm van zorg. De psychiater acht de verzochte wijziging van de zorgmachtiging daarom noodzakelijk.
4.2.
Betrokkene heeft, samengevat, onder meer het volgende aangegeven. Betrokkene is naar eigen zeggen soeverein. Het gaat momenteel goed met hem. Een insluiting is volgens hem dan ook niet nodig. Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling een “Hitlergroet” gedaan.
4.3.
De advocaat heeft, samengevat, onder meer het volgende aangegeven. Met inzet van ambulante zorg heeft betrokkene lange tijd goed gefunctioneerd. Toen betrokkene op een gegeven moment merkte dat het wat minder goed met hem ging, heeft hij zelf aan de bel getrokken en gevraagd om hem op te nemen in de accommodatie. Echter werd hem toen gezegd dat er voor hem geen bed beschikbaar is. Vervolgens is de situatie geëscaleerd en is betrokkene alsnog in de accommodatie geplaatst. Betrokkene had dit graag willen voorkomen. De advocaat verzoekt thans om het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging af te wijzen, omdat de plaatsing van betrokkene op de IC-unit naar zijn mening niet valt te duiden als een insluiting. Bovendien kan de plaatsing van betrokkene op de IC-unit op vrijwillige basis plaatsvinden. Betrokkene stemt hier namelijk mee in. De advocaat stelt zich tot slot op het standpunt dat betrokkene tot nu toe zonder geldige titel op de IC-unit verblijft, omdat de noodmaatregel die is gegeven zag op de plaatsing van betrokkene in de EBK en niet op de IC-unit.

5.De beoordeling

5.1.
Uit artikel 8:12 Wvggz volgt dat indien er een zorgmachtiging is verleend en die machtiging niet voorziet in toepassing van een bepaalde vorm van verplichte zorg terwijl dat wel noodzakelijk wordt geacht, die vorm tijdelijk kan worden ingezet bij wijze van noodmaatregel.
Indien toepassing van die vorm voor een langere tijd noodzakelijk is, dan kan er worden verzocht om wijziging van de bestaande zorgmachtiging. Op grond van artikel 8:12, lid 6, sub b Wvggz kan de bij wijze van noodmaatregel ingezette verplichte zorg in dat geval blijven worden ingezet totdat de rechtbank over het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging heeft beslist.
5.2.
De rechtbank overweegt, naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, als volgt.
5.3.
De rechtbank overweegt allereerst dat zij in deze zaak enkel kan en zal oordelen over het voorliggende verzoek en niet over de vraag of betrokkene in de afgelopen periode met een geldige titel in de IC-unit heeft verbleven.
5.4.
Nadat betrokkene op grond van de bestaande zorgmachtiging op de HIC-afdeling is opgenomen, vertoonde betrokkene (verbaal) agressief, provocerend en bedreigend gedrag richting medepatiënten en de behandelaren. Daarom hebben de behandelaren op 27 augustus 2025 bij wijze van noodmaatregel beslist dat naast voormelde, reeds toegestane verplichte vormen van zorg, ook “insluiten” als verplichte vorm van zorg wordt toegestaan. Deze beslissing is diezelfde dag schriftelijk uitgereikt aan betrokkene. Betrokkene is vervolgens ingesloten in de EBK. Een dag later is betrokkene overgeplaatst naar de IC-unit (een afgezonderd gedeelte binnen de HIC-afdeling van de accommodatie). Gebleken is dat betrokkene nog niet voldoende is hersteld om terug te kunnen keren naar de HIC-afdeling.
5.5.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het van belang dat betrokkene zijn verblijf op de IC-unit vooralsnog kan voortzetten. De rechtbank acht het voor het wegnemen dan wel het voorkomen van ernstig nadeel bij betrokkene en bij anderen dan ook noodzakelijk dat naast de reeds toegestane vormen van verplichte zorg, vanaf heden en voor de resterende duur van de zorgmachtiging ook “insluiten” als verplichte vorm van zorg wordt toegestaan. De rechtbank is van oordeel dat de plaatsing van betrokkene op de IC-unit valt onder “insluiting” als verplichte vorm van zorg, omdat deze plaatsing een inperking van de bewegingsvrijheid van betrokkene inhoudt waarbij hem de vrijheid wordt ontnomen om zich vrij te kunnen bewegen over de afdeling en hij wordt afgezonderd van andere patiënten. De rechtbank volgt de advocaat daarom niet in zijn verweer dat de plaatsing van betrokkene in de IC-unit niet valt te duiden als insluiting.
5.6.
Gezien het huidige toestandsbeeld van betrokkene, waarbij hij ook agressief en bedreigend gedrag vertoont richting het zorgpersoneel, ziet de rechtbank geen mogelijkheden om betrokkene op vrijwillige basis op de IC-unit te laten verblijven. Om die reden is “insluiting” als verplichte vorm van zorg nodig.
5.7.
Gebleken is dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben. Bij het bepalen van de zorg is bovendien rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
5.8.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de bij beschikking van 18 februari 2025 ten aanzien van betrokkene verleende zorgmachtiging wijzigen, in die zin dat zij zal bepalen dat naast de reeds toegestane vormen van verplichte zorg, vanaf heden en voor de resterende duur van die machtiging, te weten tot en met 18 februari 2026, ook “insluiten” als verplichte vorm van zorg wordt toegestaan. Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijzigt de bij beschikking van deze rechtbank van 18 februari 2025 ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats], verleende zorgmachtiging, in die zin dat vanaf heden
naast de reeds toegestane vormen van verplichte zorg, ook de volgende maatregel kan worden getroffen:
- insluiten;
6.2.
bepaalt dat de machtiging geldt tot en met 18 februari 2026.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025 door mr. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos, griffier en op schrift gesteld op 26 september 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.