In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 september 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 96.297. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2025 behandeld, waarbij de belanghebbende en de inspecteur vertegenwoordigd door mr. Ö. Altindas en mr. A. Manni aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2022 niet te hoog is vastgesteld. De belanghebbende ontving in 2022 een WIA-uitkering, die betrekking had op meerdere jaren, en stelde dat hij hierdoor dubbel belasting betaalt. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van dubbele belastingheffing, omdat de ontvangen WIA-uitkering correct is verrekend met andere uitkeringen. De rechtbank begrijpt dat de hoogte van de aanslag voor de belanghebbende vervelend is, maar bevestigt dat de aanslag in stand blijft. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de belanghebbende een verzoek om middeling kan indienen en dat de inspecteur hem hierbij zal ondersteunen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag IB/PVV 2022 in stand blijft. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.