ECLI:NL:RBZWB:2025:6447

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
25/612
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2022 in verband met nabetaling WIA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 september 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 96.297. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2025 behandeld, waarbij de belanghebbende en de inspecteur vertegenwoordigd door mr. Ö. Altindas en mr. A. Manni aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2022 niet te hoog is vastgesteld. De belanghebbende ontving in 2022 een WIA-uitkering, die betrekking had op meerdere jaren, en stelde dat hij hierdoor dubbel belasting betaalt. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van dubbele belastingheffing, omdat de ontvangen WIA-uitkering correct is verrekend met andere uitkeringen. De rechtbank begrijpt dat de hoogte van de aanslag voor de belanghebbende vervelend is, maar bevestigt dat de aanslag in stand blijft. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de belanghebbende een verzoek om middeling kan indienen en dat de inspecteur hem hierbij zal ondersteunen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag IB/PVV 2022 in stand blijft. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/612

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 15 januari 2025.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 96.297.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur mr. Ö. Altindas en mr. A. Manni.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de aanslag IB/PVV voor het jaar 2022 niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. De rechtbank is van oordeel dat de aanslag IB/PVV 2022 niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende heeft in het jaar 2022 de volgende inkomsten ontvangen:
Inhoudingsplichtige
Soort
Uitkering
Ingehouden loonheffing
UWV
WIA-uitkering
€ 83.677
€ 20.649
UWV
Ziektewetuitkering
€ 12.431
€ 784
Uitvoeringsinstantie Baanbrekers
Bijstandsuitkering
€ 189
€ 71
Totaal
€ 96.297
€ 21.504
4.1.
De WIA-uitkering heeft belanghebbende in het jaar 2022 ontvangen, naar aanleiding van een gerechtsprocedure tegen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Deze uitkering heeft betrekking op de jaren 2018 tot en met 2022 (hierna: de nabetaling van de WIA-uitkering).
4.2.
De aanslag IB/PVV 2020 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 96.297. De verschuldigde IB/PVV over het belastbaar inkomen bedraagt € 37.220. Dit bedrag is verrekend met de reeds afgedragen loonheffing van € 21.504 (zie 4.), waardoor het te betalen bedrag op de aanslag IB/PVV 2022 € 15.716 bedraagt.

Motivering

5. Tussen partijen is niet in geschil dat de in het jaar 2022 door belanghebbende ontvangen WIA-uitkering in het jaar 2022 belastbaar is. Belanghebbende heeft zich echter op het standpunt gesteld dat de aanslag IB/PVV 2022 tot gevolg heeft dat hij over de door hem ontvangen nabetaling van de WIA-uitkering dubbel belasting betaalt. Daarnaast voert hij aan dat hij een door hem in de jaren 2018 tot en met 2022 ontvangen bijstandsuitkering in het jaar 2022 heeft moeten terugbetalen, waardoor de hoogte van het in aanmerking genomen belastbare inkomen uit werk en woning in de aanslag IB/PVV 2022 niet klopt. De terugbetaalde bijstandsuitkering moet volgens belanghebbende in mindering komen op het belastbaar inkomen uit werk en woning in de aanslag.
5.1.
De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van dubbele belastingheffing over de door belanghebbende in het jaar 2022 ontvangen WIA-uitkering. Uit de betaalspecificaties van het UWV, die belanghebbende bij het door hem ingediende bezwaarschrift heeft gevoegd, volgt dat een bruto verrekening heeft plaatsgevonden. De door belanghebbende eerder van Baanbrekers – achteraf bezien ten onrechte – ontvangen bijstandsuitkering is verrekend met de door belanghebbende ontvangen nabetaling van de WIA-uitkering in het jaar 2022. [1] Ook met betrekking tot de door belanghebbende ontvangen Ziektewetuitkering in het jaar 2022 (zie 4.) heeft een bruto verrekening plaatsgevonden met een door belanghebbende als bijstandsuitkering van Baanbrekers ontvangen bedrag. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2022 niet te hoog is vastgesteld.
5.2.
De rechtbank begrijpt van belanghebbende dat de aanslag IB/PVV 2022 voor hem onverwacht heeft geleid tot een aanzienlijk te betalen bedrag aan belasting. De rechtbank begrijpt dat de situatie vervelend voor belanghebbende uitwerkt. De hoogte van het te betalen bedrag aan IB/PVV wordt deels veroorzaakt door het in één keer ontvangen in 2022 van een WIA-uitkering die betrekking heeft op meerdere jaren. Het tarief van de belastingheffing over het inkomen uit werk en woning is namelijk hoger bij een hoger belastbaar inkomen uit werk en woning. [2] Ter zitting is besproken dat belanghebbende een verzoek om middeling in de zin van artikel 3.154 van de Wet IB 2001 kan doen. Daarbij is afgesproken dat de inspecteur belanghebbende bij het indienen van dit verzoek op weg zal helpen.
Daarnaast is de ingehouden loonheffing op de door belanghebbende ontvangen uitkeringen in dit geval lager dan het bedrag aan verschuldigde IB/PVV op de aanslag, waardoor per saldo een te betalen bedrag aan IB/PVV resteert.
5.3.
Belanghebbende heeft ter zitting aangegeven dat hij het verschuldigde bedrag aan IB/PVV niet direct volledig kan betalen. De inspecteur heeft ermee ingestemd dat hij belanghebbende in contact zal brengen met de Ontvanger van de Belastingdienst (de Ontvanger) zodat belanghebbende een verzoek om een betalingsregeling kan indienen. De inspecteur zal de daarvoor benodigde contactgegevens van de Ontvanger aan belanghebbende verstrekken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag IB/PVV 2022 in stand blijft. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier op 26 september 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Dit volgt uit de betaalspecificatie van het UWV van dagtekening 9 september 2022. Die betaalspecificatie is door belanghebbende als bijlage bij zijn bezwaarschrift gevoegd en tevens door de inspecteur als bijlage 3 bij het verweerschrift gevoegd.
2.Dit volgt uit artikel 2.10 van de Wet IB 2001.