ECLI:NL:RBZWB:2025:6464
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen bestreden besluit UWV over herziening en terugvordering WIA-toeslag
In deze uitspraak beslist de rechtbank Zeeland-West-Brabant over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 4 april 2025. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiser tegen de herziening en terugvordering van de toeslag op de WIA-uitkering ongegrond. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank baseert zich op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen in dergelijke gevallen.
De rechtbank legt uit dat iemand die beroep instelt, verplicht is om griffierecht te betalen, zoals vastgelegd in artikel 8:41 van de Awb. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 53,-. De griffier heeft eiser in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van de eerste en de aangetekende brief van 11 juni 2025. Eiser heeft echter het griffierecht niet tijdig betaald en heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Hierdoor is er geen verontschuldiging voor het niet tijdig betalen van het griffierecht.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en openbaar gemaakt op 27 augustus 2025. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.