ECLI:NL:RBZWB:2025:6467

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
02-102408-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door verkeersfouten

Op 25 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 september 2024 betrokken was bij een verkeersongeval in Kerkwerve, gemeente Schouwen-Duiveland. De verdachte, geboren in 1995, werd bijgestaan door raadsman mr. J.C.W.L. Grootjans. Tijdens de zitting op 11 september 2025 heeft de officier van justitie, mr. L. van Hemert, de beschuldigingen uiteengezet, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De tenlastelegging omvatte verkeersfouten die geleid hebben tot een ongeval waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet is gestopt voor een stopbord en geen voorrang heeft verleend aan het slachtoffer, wat resulteerde in een botsing. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuige betrouwbaar waren en dat het letsel van het slachtoffer, waaronder gebroken nekwervels en een gescheurd borstbeen, als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een taakstraf van 120 uren op, met een vervangende hechtenis van 60 dagen en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de impact van het ongeval op zijn leven.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02-102408-25
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 september 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
raadsman mr. J.C.W.L. Grootjans, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 september 2025, waarbij de officier van justitie mr. L. van Hemert en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte verkeersfouten heeft gemaakt waardoor een verkeersongeval is veroorzaakt, waarbij het slachtoffer gewond is geraakt, ten laste gelegd in drie juridische varianten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte heeft schuld aan het verkeersongeval omdat hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de ten laste gelegde feiten. Daartoe voert zij aan dat niet bewezen kan worden dat verdachte het stopbord genegeerd heeft. De enige getuige die verklaard heeft dat verdachte niet gestopt is voor het stopbord, te weten [getuige] , is niet betrouwbaar vanwege tegenstrijdigheden en inconsistenties in de door haar afgelegde verklaringen. Daarnaast geldt dat zij in haar eerste, direct na het ongeval afgelegde en daarom meest authentieke verklaring geen melding heeft gemaakt van het negeren van het stopgebod. De verklaring van [getuige] over het niet stoppen kan dan ook niet worden gebruikt voor het bewijs.
Er blijft dan slechts over dat verdachte geen voorrang zou hebben verleend. Een enkele verkeersovertreding is echter onvoldoende voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verder is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel zoals bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bij de bestuurder van het andere voertuig.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
-
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige]
De rechtbank acht de verklaring van [getuige] , dat verdachte niet is gestopt voor het stopbord en de stopstreep, voldoende betrouwbaar om deze te gebruiken voor het bewijs en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van verhoor van [getuige] op 12 september 2024 kort na het ongeval niet blijkt dat zij is bevraagd over het al dan niet stoppen door verdachte voor de stopstreep. Op 30 juni 2025 is zij specifiek op dat punt aanvullend verhoord en heeft zij verklaard: “Ik zag dat de blauwe auto niet stopte voor de stopstreep”. Bij haar verhoor door de rechter-commissaris op 28 augustus 2025 heeft zij dit laatste nogmaals duidelijk aangegeven: “Ik weet dat nog goed, hij reed zo meteen door. Ik weet nog dat ik toen het gebeurde riep “die idioot die stopt niet, hij rijdt gewoon door”.
In de omstandigheid dat de getuige zich bij het verhoor door de rechter-commissaris de afstanden tussen haar en de blauwe auto niet meer exact kan herinneren, terwijl zij daarover wel verklaard heeft in haar eerste verhoor door de politie, ziet de rechtbank onvoldoende grond om de verklaringen van de getuige te kwalificeren als onvoldoende betrouwbaar en om die verklaringen om die reden uit te sluiten van het bewijs.
-
Is er sprake van zwaar lichamelijk letsel?
Onder zwaar lichamelijk letsel wordt, gelet op artikel 82 Sr, verstaan: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden.
Deze bepaling laat de rechter evenwel vrij om ook buiten die gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen. In de regel zal het gewone spraakgebruik de maatstaf zijn of van ‘zwaar’ letsel kan worden gesproken. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Blijkens de stukken met medische informatie die het slachtoffer heeft toegestuurd met het formulier ‘verzoek tot schadevergoeding’, het proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer en de schriftelijke slachtofferverklaring zijn bij hem drie breuken in de doornuitsteeksels van wervels geconstateerd, te weten van de nekwervels C3 tot en met C5. Er is sprake van vergroeiing van de nekwervels C1 met C2. Verder is de extensie beperkt tussen de nekwervels C0 en C1. Er is tevens sprake van kyfosering van de nekwervels C5 en C6. In verband hiermee heeft hij blijkens informatie van de neurochirurg bijna drie maanden een harde nekkraag moeten dragen. Daarnaast was sprake van een fractuur/scheur van het borstbeen. Er is fysiotherapie voorgeschreven voor de duur van zes maanden. Het slachtoffer heeft in zijn schriftelijke slachtofferverklaring naar voren gebracht dat hij door de kyfose moeite heeft zijn hoofd rechtop te houden. Het rechtop houden is pijnlijk en vermoeiend. In juni 2025 is de situatie volgens hem nauwelijks veranderd. De kyfose is nog aanwezig en nekbewegingen zijn slechts beperkt mogelijk. Hij volgt nog fysiotherapie en over zes maanden vindt weer een controle plaats.
Samenvattend is derhalve sprake van diverse botbreuken, waarbij met name de botbreuken aan de nekwervels hebben geleid tot een langdurig beperkte mobiliteit van de nek die tot op heden voortduurt en waarbij onduidelijk is of volledig herstel mogelijk is. In ieder geval is nog steeds sprake van pijn en beperkingen in de dagelijkse handelingen.
Het medisch ingrijpen heeft bestaan in het maandenlang dragen van een harde nekkraag, fysiotherapie en controles. De laatste twee vinden tot op heden nog plaats.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden samen is de rechtbank van oordeel dat het letsel bij het slachtoffer kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
-
Conclusie
Gelet op de bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, rijdend op de Zwaardweg, bij de splitsing van de Zwaardweg en de Delingsdijk niet is gestopt bij de stopstreep en dat hij vervolgens onvoldoende heeft gekeken of de weg die hij wilde opgaan vrij was om naar links af te slaan en hij bij het afslaan naar links geen voorrang heeft verleend aan het op de voorrangsweg Delingsdijk van links aankomende slachtoffer. Dat heeft geleid tot een botsing tussen de twee voertuigen, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Gelet op de bewezenverklaarde handelingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest door niet te stoppen waar dat moest en geen voorrang te verlenen. Ook is hij aanmerkelijk onoplettend geweest, omdat hij het voertuig van het slachtoffer niet heeft gezien terwijl hij hem, gelet op het verloop van de weg en het ontbreken van belemmeringen van het zicht, wel had kunnen zien. De rechtbank is dus van oordeel dat verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank acht dan ook het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 12 september 2024 te Kerkwerve, gemeente
Schouwen-Duiveland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Zwaardweg zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- gekomen bij de kruising van de Zwaardweg met de Delingsdijk -
geen gevolg te geven aan verkeerstekens die een gebod
inhouden, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor hem, verdachtes,
rijrichting bestemd stopbord (bord B7) en stopstreep, en
zonder zich er voortdurend/voldoende van te vergewissen dat de weg welke
verdachte wilde afleggen vrij was om naar links af te slaan en
bij het afslaan naar links geen voorrang verleend aan een voor hem, verdachte, van
links komende personenauto waardoor hij, verdachte, in botsing is gekomen met
voornoemde personenauto,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken nekwervels en een gescheurd/gebroken borstbeen, werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een rijontzegging van twaalf maanden waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het ongeval een grote impact heeft gehad op verdachte. Verdachte is sinds het ongeval voorzichtiger geworden in het verkeer, met name bij kruisingen.
Verdachte heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk. Verlies van zijn rijbewijs zal leiden tot ontslag. De verdediging heeft daarom verzocht geen rijontzegging op te leggen, of alleen een voorwaardelijke rijontzegging. Tevens is verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte een first offender is.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
-
Ernst van het feit
Verdachte heeft schuld aan een verkeersongeval, waarbij hij bij een splitsing met een voorrangsweg niet is gestopt zoals had gemoeten, en geen voorrang heeft verleend aan het slachtoffer die op de voorrangsweg reed. Zij zijn daardoor in botsing gekomen. De verdachte is daarmee tekort geschoten in zijn verkeersgedrag.
Bij het ongeval zijn zowel het slachtoffer als verdachte zwaar gewond geraakt en naar het ziekenhuis vervoerd. Het slachtoffer ondervindt nog steeds lichamelijke klachten van het ongeval die hem beperken in zijn handelen. De rechtbank begrijpt uit de schriftelijke slachtofferverklaring dat het ongeval een grote impact heeft gehad en nog steeds heeft op het leven van het slachtoffer.
-
Persoonlijke omstandigheden
Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. Hij heeft een baan waarvoor hij blijkens de door de werkgever geschreven brief zijn rijbewijs nodig heeft. Verlies van het rijbewijs kan leiden tot (tijdelijk) ontslag of beëindiging van het dienstverband, aldus de werkgever.
-
Straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor overtreding van artikel 6 WVW 1994 tot uitgangspunt genomen. Indien sprake is van aanmerkelijke schuld aan een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg voor het slachtoffer, zonder dat de bestuurder alcohol heeft gebruikt, is het oriëntatiepunt een taakstraf van 120 uren, gecombineerd met een onvoorwaardelijke rijontzegging van zes maanden.
De rechtbank houdt in positieve zin rekening met het blanco strafblad van verdachte. Hij werkt al bijna twaalf jaar voor zijn huidige werkgever, en hiervoor heeft hij veel gebruik gemaakt van de auto zonder dat op de justitiële documentatie blijkt van eerdere verkeersdelicten. Ook na het feit zijn er geen veroordelingen voor verkeersdelicten bekend geworden. Hierin, en in de gevolgen die een rijontzegging kan hebben voor het behoud van zijn baan, ziet de rechtbank aanleiding om de rijontzegging van zes maanden voorwaardelijk op te leggen.
Deze afwijking van het oriëntatiepunt zou aanleiding kunnen zijn om in verhogende zin af te wijken van de genoemde taakstraf. Omdat verdachte zelf ook het nodige letsel heeft opgelopen bij het ongeval zal de rechtbank hiertoe niet besluiten.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft een formulier ‘verzoek tot schadevergoeding’ ingediend, maar daar geen schadebedrag op ingevuld. De rechtbank begrijpt hieruit dat verdachte geen geldbedrag voor materiële of immateriële schade wenst te vorderen van verdachte. Er is daarom geen vordering om op te beslissen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

- primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 (zestig) dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Boogert, voorzitter, en mrs. J. Bergen en
R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 25 september 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 september 2024 te Kerkwerve, gemeente
Schouwen-Duiveland als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Zwaardweg zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
- gekomen bij de kruising van de zwaardweg met de Delingsdijk -
geen gevolg te geven aan een verkeersteken(s) die/dat een gebod of verbod
inhoud(t)(en), immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor hem, verdachtes,
rijrichting bestemd stopbord (bord B7) en/of stopstreep, en/of
zonder zich er voortdurend/voldoende van te vergewissen dat de weg welke
verdachte wilde afleggen vrij was om naar links af te slaan en/of
bij het afslaan naar links geen voorrang verleend aan een voor hem, verdachte, van
links komende personenauto waardoor hij, verdachte, in botsing is gekomen met
voornoemde personenauto,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten één of
meer gebroken nekwervel(s) en/of een gescheurd/gebroken borstbeen, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2024 te Kerkwerve, gemeente
Schouwen-Duiveland als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee
rijdende op de weg, de Delingdsijk,
- gekomen bij de kruising van de zwaardweg met de Delingsdijk -
geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken(s) die/dat een gebod of verbod
inhoud(t)(en), immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor hem, verdachtes,
rijrichting bestemd stopbord (bord B7) en/of stopstreep, en/of
zonder zich er voortdurend/voldoende van heeft vergewist dat de weg welke
verdachte wilde afleggen vrij was om naar links af te slaan en/of
bij het afslaan naar links geen voorrang heeft verleend aan een voor hem, verdachte,
van links komende personenauto waardoor hij, verdachte, in botsing is gekomen
met voornoemde personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2024 te Kerkwerve, gemeente
Schouwen-Duiveland als bestuurder/bestuurster van een personenauto op de voor
het openbaar verkeer openstaande weg, de Zwaardweg, ter plaatse waar voor een
kruisende weg, te weten de voor het verkeer openstaande weg, de Delingsdijk, een
bord B 7 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was
geplaatst - aanduidende: Stop; verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende
weg - geen gevolg heeft gegeven aan dat verkeersteken dat een gebod of een verbod
inhoudt, immers de bestuurder van een op die kruisende weg rijdende
personenauto niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn/haar weg te vervolgen,
waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht
;
( art 62 jo bord B7 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 )