In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2025, beoordeelt de rechtbank de beroepen van een belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, die in Curaçao woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2020 en 2021, opgelegd door de inspecteur. De inspecteur heeft de bezwaren ongegrond verklaard en de rechtbank heeft de zaak op 20 augustus 2025 behandeld. De rechtbank concludeert dat de aanslagen terecht zijn opgelegd en legt uit dat de belastingwetgeving bepaalt dat nabetalingen worden belast in het jaar waarin deze worden ontvangen. Dit betekent dat de nabetalingen van het invaliditeitspensioen en de WAO-uitkering in de jaren 2020 en 2021 correct zijn belast. De rechtbank wijst ook het beroep van de belanghebbende op het evenredigheidsbeginsel af, omdat de wetgever bewust heeft gekozen voor het kasstelsel. De rechtbank oordeelt dat het overgangsrecht niet van toepassing is op de belanghebbende, omdat zijn situatie niet onder de vrijstellingen valt. Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond, waardoor de belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.