ECLI:NL:RBZWB:2025:6484
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag BPM en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende, een B.V., tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 11.743, met een belastingrentebeschikking van € 79. Het bezwaar van belanghebbende werd door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende, mr. M.U. Sahin, en de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar tot een te hoog bedrag. De rechtbank stelt vast dat de historische nieuwprijs van de auto € 78.040 is, en dat de handelsinkoopwaarde op € 21.600 moet worden vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de verschuldigde bpm € 3.184 bedraagt, en vermindert de naheffingsaanslag tot € 1.427. Daarnaast heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding van € 2.500 wegens overschrijding van de redelijke termijn, waarvan € 2.053,57 voor rekening van de inspecteur en € 446,43 voor rekening van de Staat. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en legt de kostenvergoedingen op aan de inspecteur.
De uitspraak is gedaan op 1 oktober 2025 door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en openbaar gemaakt. De rechtbank benadrukt dat de uitspraak onherroepelijk wordt als er binnen zes weken geen rechtsmiddel wordt aangewend.