Uitspraak
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2009. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. V.J.C. Pieters, verzocht om ontzegging van de omgang met de man, die werd bijgestaan door advocaat mr. S.C. van Heerd. De rechtbank heeft eerder een tussenbeschikking gegeven op 23 september 2024, waarin het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor een vakantie van de minderjarige werd afgewezen. De man had inmiddels toestemming verleend, maar er was een verbod opgelegd voor contact met de minderjarige in het kader van een beschermingsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2025 werd duidelijk dat de minderjarige in een loyaliteitsconflict verkeert door de aanhoudende strijd tussen zijn ouders. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de minderjarige onder toezicht te stellen en om hulpverlening in te zetten, omdat er zorgen waren over zijn emotionele ontwikkeling. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling toegewezen voor de duur van twaalf maanden en benadrukt het belang van contact tussen de minderjarige en zijn vader, mits dit op een veilige manier kan plaatsvinden.
De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om het contact te ontzeggen afgewezen en bepaald dat de regie over het contact tussen de minderjarige en de man in handen van de betrokken hulpverlening en de gecertificeerde instelling (GI) ligt. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat het in het belang van de minderjarige direct kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.