In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 mei 2024. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, omdat op 1 maart 2024 om 14:43 uur was geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan. Belanghebbende was niet verschenen op de zitting, maar had wel een uitnodiging ontvangen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich in de auto bevond voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen of het laden en lossen van goederen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag in stand blijft en er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.