Uitspraak
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteplaats] .
1.Het verdere procesverloop
2.De feiten
- Welke stappen zouden de ouders moeten zetten om het voor [minderjarige] makkelijker te maken?
3.De verzoeken
4.De standpunten en het advies van de Raad
5.De (nadere) beoordeling
op dit momentgeen meerwaarde heeft. De rechtbank betrekt daarin dat de conclusies van [persoon] en het UHA helder zijn; [minderjarige] wenst geen contact met de man te hebben.
Op dit momentbestaat daarvoor bij [minderjarige] ook geen ruimte. Dit betekent dat er ten tijde van het vorige raadsonderzoek van 2024 geen sprake is van gewijzigde omstandigheden, behalve dat hulpverlening is afgerond en [minderjarige] volhardt in haar standpunt. Samen met de Raad ziet de rechtbank dat [minderjarige] nu rust nodig heeft. Zij nadert met de gang naar de middelbare school een belangrijk jaar in haar leven, terwijl zij ook aangeeft dat de situatie rondom het contact met de man haar stress oplevert.
op dit momentgeen ruimte heeft voor contact met de man, hetgeen niet wil zeggen dat dit iets definitief is. Een tijdelijke, dan wel opbouwende contactregeling acht de rechtbank nu niet in het belang van [minderjarige] , wat maakt dat ook niet definitief kan worden beslist op het zelfstandige verzoek van de man. De rechtbank zal ook het verzoek van de vrouw ten aanzien van het gezag aanhouden, omdat vooralsnog niet is gebleken dat gezagsbeslissingen in de afgelopen periode niet konden worden genomen. De rechtbank betrekt hierin ook dat de man bij de mondelinge behandeling heeft toegezegd overal aan mee te zullen werken. Een noodzaak tot een definitieve beslissing ten aanzien van het gezag, ziet de rechtbank vooralsnog niet. Voormelde omstandigheden maken dat de rechtbank een definitieve beslissing op de verzoeken te voorbarig vindt.
De vrouw en de Raadworden vervolgens in de gelegenheid gesteld om daarop, binnen twee weken, schriftelijk te reageren.
6.De beslissing
18 augustus 2026 PRO FORMA, in afwachting van bericht van de advocaat van de man en een reactie daarop van de advocaat van de vrouw en de Raad, zoals is weergegeven in rechtsoverweging 5.8;
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.