In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de zorgregeling voor drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.A. Ray, heeft een verzoek ingediend om de bestaande zorgregeling te wijzigen, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. G. Kartal, ook zelfstandige verzoeken heeft ingediend. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen behandeld tijdens een mondelinge zitting op 24 juni 2025, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen in de oneven weken van zaterdag 10:00 uur tot zondag 16:00 uur bij de man zullen verblijven, met de mogelijkheid voor de man om de kinderen op te halen en terug te brengen. Daarnaast is er een regeling getroffen voor de omgang tijdens vakanties en feestdagen. De rechtbank heeft ook een specifieke regeling voor de zomervakantie van 2025 vastgesteld, waarbij de minderjarigen van 21 juli 2025 15:00 uur tot en met 24 juli 2025 16:00 uur bij de man zullen verblijven. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ongeacht een eventueel hoger beroep.
De rechtbank heeft het verzoek van de man om een meer flexibele omgangsregeling, waarbij de kinderen zelf kunnen bepalen wanneer zij naar hun vader willen gaan, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat dit druk zou kunnen uitoefenen op de kinderen, die momenteel geen behoefte hebben aan meer omgang met hun vader. De beschikking is gegeven door mr. De Beer en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. Duerink-Bottinga.