ECLI:NL:RBZWB:2025:6525

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
C/02/438249 / JE RK 25-1408
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van der Velde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onder toezichtstelling van een minderjarige in het kader van een gezags- en omgangsprocedure

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2025 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2012. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van de minderjarige, die ernstig bedreigd wordt door de situatie tussen haar ouders. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de fysieke en emotionele veiligheid van de minderjarige, die al jaren geconfronteerd wordt met spanningen en conflicten tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de nodige zorg en ondersteuning te bieden, en dat er een dwingend kader nodig is in de vorm van een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van twaalf maanden, met als doel de nodige hulpverlening in te zetten en de ouders te begeleiden in hun verantwoordelijkheden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben de bereidwilligheid getoond om samen te werken aan de verbetering van de situatie voor hun dochter.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/438249 / JE RK 25-1408
Datum uitspraak: 7 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Middelburg ,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat mr. P.C. van der Kuijl uit Middelburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats 2] ,
advocaat mr. R. Wouters uit Middelburg.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 25 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2025. De zaak is gezamenlijk behandeld met de verzoeken betreffende het gezag, de zorgregeling en de benoeming van een bijzondere curator, bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/429131 / FA RK 24-5524; in die zaak wordt bij separate beschikking beslist. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 24 januari 2025 is de Raad in het kader van de gezag- en omgangzaak van de ouders (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/429139 / FA RK 24-5530) verzocht ten aanzien van het gezag en de zorgregeling een onderzoek te verrichten ter beantwoording van de vraag of er een onacceptabel risico ontstaat dat [minderjarige] erg klem komt te zitten tussen de ouders als niet wordt afgeweken van het standpunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, en van de vraag of een verandering van de zorgregeling past bij de belangen van [minderjarige] en daarmee samenhangende vragen. De Raad heeft dit onderzoek ambtshalve uitgebreid met onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. [minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De zorg die noodzakelijk is voor het wegnemen van die bedreiging wordt door de ouders niet of onvoldoende geaccepteerd. Het vrijwillig kader is een gepasseerd station en de Raad vindt een dwingend kader in de vorm van een ondertoezichtstelling noodzakelijk. In zijn rapport benoemt de Raad als grootste zorg de fysieke en emotionele onveiligheid die [minderjarige] ervaart, dan wel heeft ervaren in de omgangsmomenten met vader. Vader is volgens zijn hulpverlener bij Emergis gediagnosticeerd met ADHD en kampt met impulsiviteit. Hij overziet stressvolle situaties niet en zijn impulsregulatie in contact met anderen kan zorgen voor een spanningsveld. De Raad benoemt dat vader lijkt te kampen met problematisch alcohol/drugsgebruik en hij heeft meerdere keren onder invloed in zijn auto gereden. Moeder gaat conflicten met vader uit de weg en brengt [minderjarige] zo in een lastige positie waarin zij klem zit tussen haar ouders. Bovendien is er tussen de ouders al jarenlang een strijd gaande, waarbij beide ouders onvoldoende inzicht hebben in hun eigen aandeel. [minderjarige] ervaart hierdoor veel stress en vertoont volgens de Raad duidelijke signalen van een loyaliteitsprobleem. De Raad ziet [minderjarige] als een kind met verminderde draagkracht, dat meer dan een gemiddeld kind nood heeft aan een ‘veilige haven’. Haar ouders zijn op dit moment onvoldoende in staat die veilige haven te bieden. Als krachten benoemt de Raad onder meer dat [minderjarige] haar beide ouders graag ziet en dat ook haar ouders allebei veel liefde en betrokkenheid bij [minderjarige] tonen. De Raad vindt een ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar noodzakelijk om de benodigde hulpverlening in te zetten en opvolging te geven aan de adviezen die hieruit voortkomen en om met betrokkenen te gaan werken aan het plan van aanpak.
4.2.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, aangevoerd dat zij instemt met het verzoek tot ondertoezichtstelling, maar dat zij zich zorgen maakt over de lange wachttijd voor de toewijzing van een jeugdbeschermer. De moeder beoordeelt als positief dat er zicht komt op eventuele kind-eigen problematiek bij [minderjarige] , maar wil nadrukkelijk ook dat externe problemen in beeld komen. Dat moet een combinatie zijn. De moeder verzet zich niet tegen een eventueel onderzoek naar ADHD bij [minderjarige] , als de jeugdbeschermer dat zou adviseren, maar denkt niet dat dit het belangrijkste focuspunt moet zijn.
4.3.
Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, aangevoerd dat hij instemt met het verzoek tot ondertoezichtstelling, op basis van de conclusies in het rapport van de Raad. De vader hecht er wel aan om op te merken dat hij het rapport te eenzijdig vindt. Er is niet goed naar de vader geluisterd en de conclusie van de onderzoeker stond al bij voorbaat vast. Het klopt dat vader een rugzak heeft; hij is niet voor niets onder behandeling bij Emergis. De Raad had daar, ook in zijn bejegening, rekening mee moeten houden. Het klopt ook dat vader in het verleden wel alcohol gebruikte, maar dat is nu niet meer aan de orde. Drugs gebruikt hij in het geheel niet. Naar aanleiding van een ernstig auto-ongeluk dat hij begin 2024 heeft gehad, waar hij erg van is geschrokken, heeft hij hulp gezocht voor zijn depressie. Hij neemt nu ook medicatie voor ADHD. Bij deze medicatie kan hij geen drugs of alcohol gebruiken. Het beeld dat van de vader wordt geschetst is te eenzijdig en te negatief. Zo staat bijvoorbeeld niet beschreven dat vader zelf al heeft aangeboden om vrijwillige hulpverlening te zoeken bij de gemeente, maar dat moeder dat heeft afgehouden. Juist om deze reden begrijpt de vader dat het ook positief kan zijn als er een ondertoezichtstelling komt, zodat er regie wordt gevoerd en ouders samen aan tafel komen.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling op de zitting blijkt naar het oordeel van de kinderrechter dat [minderjarige] zodanig opgroeit dat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, zodat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW (en artikel 1:265b lid 1 BW). De kinderrechter zal [minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
5.2.
[minderjarige] wordt in haar ontwikkeling bedreigd, nu er zorgen zijn over haar fysieke en emotionele veiligheid en sociaal-emotionele ontwikkeling doordat zij al jaren geconfronteerd wordt met gevoelens van spanning, angst, verwarring en onrust, loyaliteitsproblemen, strijd tussen ouders, onvoldoende emotionele beschikbaarheid van ouders en onvoldoende sensitief-responsief ouderschap. Ook is er onvoldoende zicht op de opvoedomgeving bij vader, en speelt bij vader een tekort aan reflectievermogen en een problematische emotie-regulatie een rol. Moeder vermijdt communicatie met vader uit angst voor zijn boosheid. De voortdurende spanning tussen ouders brengt [minderjarige] in een loyaliteitsconflict en de ouders zijn op dit moment onvoldoende in staat om [minderjarige] de veilige haven te bieden die zij nodig heeft. Beide ouders moet daarom werken aan hun eigen aandachtspunten en er moet goed gekeken worden wat er voor [minderjarige] nodig is. Samen met de hulpverlening moet in kaart worden gebracht in hoeverre [minderjarige] last heeft van externe factoren, zoals de spanningen tussen haar ouders, en in hoeverre er (ook) sprake is van kind-eigen problematiek. De kinderrechter ziet bij beide ouders bereidwilligheid om in het belang van hun dochter de nodige hulp te aanvaarden. Dat is een goede basis om [minderjarige] de steun te bieden die zij nodig heeft.
5.3.
De kinderrechter is van oordeel dat de geconstateerde problemen niet meer in een vrijwillig kader kunnen worden aangepakt. Er spelen verschillende dingen, bij beide ouders, bij ouders onderling en bij [minderjarige] , en dat al een lange tijd. Ouders zijn niet in staat gebleken deze problemen zelf het hoofd te bieden. Het is daarom nodig dat er in het belang van [minderjarige] externe regie wordt gevoerd bij de in te zetten hulpverlening.
5.4.
De kinderrechter acht een termijn van 12 maanden passend omdat die tijd nodig zal zijn om aan alle gestelde doelen te werken. De door de Raad geformuleerde doelen worden overgenomen, met dien verstande dat het op pagina 24 geformuleerde doel ‘Vader heeft hulpverlening voor zijn problematische alcohol/drugsgebruik’ wordt geherformuleerd tot ‘Er komt zicht op de vraag of er bij vader sprake is van problematisch alcohol/drugsgebruik’ omdat volgens de kinderrechter op basis van het rapport van de Raad onvoldoende is komen vast te staan of deze problematiek bij vader op dit moment relevant is. Het is aan de GI om vervolgens naar aanleiding van de bevindingen de volgende stappen te bepalen. De gestelde doelen luiden derhalve als volgt:
  • [minderjarige] ervaart fysieke en emotionele veiligheid bij ouders, er wordt in haar opvoedbehoeften voorzien en zij kan zich richten op de ontwikkelingstaken die bij haar leeftijd passen. Voorts kan [minderjarige] rekenen op emotioneel beschikbare ouders, die sensitief-responsief ouderschap toepassen.
  • Er is zicht ontstaan op de fysieke en emotionele veiligheid van de opvoedomgeving van vader o.a. op de dagen dat [minderjarige] hier verblijft. Indien hieruit zorgen naar voren komen, dan wordt hiervoor passende hulpverlening ingezet.
  • Ouders pakken hun ouderlijke verantwoordelijkheid op en staken de strijd. Ouders communiceren op een respectvolle manier met elkaar en op een wijze die ervoor zorgt dat [minderjarige] niet langer belast is met loyaliteitsproblemen en gevoelens van stress, spanningen, onrust en angst. [minderjarige] heeft een vrij en onbelast contact met ouders.
  • Ouders hebben geleerd ‘een veilige haven’ voor [minderjarige] te zijn, waarbij [minderjarige] zich vrij voelt haar gevoelens en gedachten te bespreken met ouders, alsook over ouders met hulpverlening.
  • [minderjarige] heeft hulpverlening waarbij er aandacht is voor het verwerken van de fysieke en emotionele onveiligheid, waarbij zij o.a. meer zicht krijgt op haar gevoelens en hoe hiermee om te gaan op een weerbare manier.
  • Vader heeft hulpverlening voor zijn problematische emotie-regulatie en zijn tekort aan reflectievermogen en maakt hierin positieve stappen. Er komt zicht op de vraag of er bij vader sprake is van problematisch alcohol/drugsgebruik. Indien hieruit zorgen naar voren komen, dan wordt hiervoor passende hulpverlening ingezet.
  • Ouders stellen zich begeleidbaar op en houden zich aan de gemaakte afspraken.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 7 augustus 2025 tot 7 augustus 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2025 door mr. Van der Velde, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 21 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.