In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2025 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2012. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van de minderjarige, die ernstig bedreigd wordt door de situatie tussen haar ouders. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de fysieke en emotionele veiligheid van de minderjarige, die al jaren geconfronteerd wordt met spanningen en conflicten tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de nodige zorg en ondersteuning te bieden, en dat er een dwingend kader nodig is in de vorm van een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van twaalf maanden, met als doel de nodige hulpverlening in te zetten en de ouders te begeleiden in hun verantwoordelijkheden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben de bereidwilligheid getoond om samen te werken aan de verbetering van de situatie voor hun dochter.