ECLI:NL:RBZWB:2025:6528
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Kort geding
 
- mr. Dijkman
 
- Rechtspraak.nl
 
Onbevoegdheid Nederlandse rechter in internationale kinderontvoeringszaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van de vrouw, die gericht waren op de terugkeer van haar minderjarige kind vanuit België naar Nederland. De vrouw had in kort geding gevorderd dat de man, de vader van het kind, zou voldoen aan een zorgregeling en het kind binnen 24 uur naar Nederland zou terugbrengen. De man verweerde zich en stelde dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was, aangezien de vordering in essentie gericht was op teruggeleiding van het kind, wat onder de Belgische rechter valt volgens het Haags Kinderontvoeringsverdrag. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 juni 2025 werd de bevoegdheid van de Nederlandse rechter besproken. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vordering van de vrouw, hoewel niet expliciet gericht op teruggeleiding, feitelijk wel daarop neerkwam. Aangezien het kind zich sinds mei 2025 in België bevond, kon de zaak niet door de Nederlandse rechter worden behandeld. De voorzieningenrechter verklaarde zich daarom onbevoegd en wees de vorderingen af.