ECLI:NL:RBZWB:2025:6531

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
C/02/439018 / JE RK 25-1524
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Verschoor-Bergsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een complexe gezinsdynamiek

Op 29 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking uitgesproken in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader voor zes maanden. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die momenteel bij de vader verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd door de gespannen situatie tussen de ouders, die niet in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. De moeder heeft problemen met haar geestelijke gezondheid en werkt niet mee aan de hulpverlening, terwijl de vader zich zorgen maakt over de opvoedsituatie bij de moeder. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter [minderjarige] gehoord, die aangaf zich op zijn gemak te voelen bij zijn vader. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en heeft de Raad verzocht om de komende periode zicht te houden op de situatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/439018 / JE RK 25-1524
Datum uitspraak: 29 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Middelburg,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats],
advocaat mr. H. Mink uit Oost-Souburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 21 augustus 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
2.
De feiten
2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten de vader. te verlenen voor de duur van zes maanden.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. [minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd en de ouders zijn niet in staat om deze ontwikkelingsbedreiging binnen het vrijwillig kader weg te nemen. In september 2024 heeft de gemeente [geboorteplaats] zorgen geuit over de opvoedsituatie van [minderjarige]. Dit heeft geleid tot een onderzoek door de Raad in december 2024. In diens rapport van 5 december 2024 heeft de Raad geadviseerd hulpverlening in de vorm van casusregie in te zetten. De Raad vond het nog niet nodig om een maatregel in het gedwongen kader te verzoeken. De Raad heeft toen een terugmelding gedaan naar de casusregie. In april 2025 heeft [jeugdhulp] de zaak terug gemeld naar de Raad. Uit de informatie van [jeugdhulp] is gebleken dat de hulpverlening moeizaam van start is gegaan na het afsluiten van het raadsonderzoek. Het patroon dat de ouders laten zien kan onvoldoende worden weggenomen door de vrijwillige hulpverlening. [jeugdhulp] maakt zich zorgen over het systeem. De vader heeft zorgen geuit over het drank- en drugsgebruik bij de moeder. Vanaf half maart 2025 is de betrokkenheid van [jeugdhulp] gericht op het beheersen van veiligheidsafspraken omdat de vader vanaf dat moment [minderjarige] niet meer naar de moeder terugbrengt vanwege zorgen om de veiligheid bij de moeder. De moeder werkt niet mee aan haar eigen GGZ-behandeling en geeft geen toestemming aan [jeugdhulp] voor contact met haar behandelaar. Hierdoor krijgt [jeugdhulp] onvoldoende zicht op het psychisch functioneren van de moeder. Het lukt de ouders niet om op een constructieve manier te communiceren met elkaar en tot afspraken te komen in het belang van [minderjarige]. De ouders houden zich niet aan adviezen vanuit [jeugdhulp] met betrekking tot het verblijven van [minderjarige] in een veilige omgeving. De moeder spreekt uit dat zij de adviezen van [jeugdhulp] naast zich neerlegt. De vader geeft in gesprek aan dat hij [minderjarige] niet meer meegeeft aan de moeder wanner het onveilig is, maar in de praktijk ziet [jeugdhulp] dat de vader hier niet altijd consequent in handelt, waardoor [minderjarige] in onveilige situaties terecht komt. Beide ouders sluiten daarmee niet aan bij de behoeftes van [minderjarige]. [jeugdhulp] heeft met behulp van Veilig Thuis geprobeerd veiligheidsafspraken te maken maar dat is niet gelukt. De ouders werken op dit moment wel mee met de hulpverlening maar zien het liefst geen bemoeienis. De casusregisseur ziet geen mogelijkheden meer om door middel van vrijwillige hulpverlening stappen te zetten richting ouderschapsbemiddeling of echt zicht te krijgen op het functioneren van de moeder en de opvoedsituatie bij de moeder. De Raad is van mening dat het vrijwillig kader onvoldoende mogelijkheden biedt om de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] weg te nemen. In het onderzoek van december 2024 waren er al zorgen over het functioneren van de moeder en die zorgen zijn er nog steeds. Er moet meer duidelijkheid komen over hoe het de moeder gaat en hoe het contact met [minderjarige] vormgegeven kan worden. Ook moet er zicht komen op het psychisch functioneren van de moeder en moeten de ouders weer vertrouwen in elkaar krijgen. Het is belangrijk dat de moeder eerst behandeling aanvaardt en aan haar eigen problematiek werkt. Tot die tijd moet [minderjarige] bij zijn vader blijven. Tegelijkertijd moet er wel duidelijkheid komen over de omgang tussen de moeder en [minderjarige]. Een ondertoezichtstelling is nodig omdat er zorgen zijn in de ouderlijke dynamiek, waarbij er spanningen en conflicten zijn tussen de ouders. [minderjarige] heeft hier last van, omdat hij geen onbelast contact met zijn beide ouders heeft. Er liggen hierdoor loyaliteitsproblemen op de loer en hij weet niet wat hij kan verwachten van het contact en de opvoedsituatie bij de moeder. De ouders zijn op dit moment onvoldoende bereid en in staat om hulpverlening te accepteren en benutten. De Raad verwacht dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn weer zelf kunnen dragen. De Raad acht een ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden nodig vanwege de complexe situatie en de zorgen die al langere tijd aanwezig zijn. De Raad verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader te verlenen, omdat de moeder het niet eens is met de beslissing dat [minderjarige] bij zijn vader verblijft. Binnen deze periode van 6 maanden moet duidelijk worden waar [minderjarige] woont en welke rol elke ouder kan spelen in zijn leven. Er moet gewerkt worden aan de volgende doelen:
  • [minderjarige] groeit op in een veilige, stabiele en voorspelbare opvoedsituatie;
  • [minderjarige] heeft onbelast contact met beide ouders;
  • Ouders hebben op een constructieve manier communicatie over de belangen van [minderjarige] en zijn in staat met elkaar samen te werken en hebben vertrouwen in elkaar als opvoeder en zijn gedrag te begrenzen waar nodig.
4.2.
Door en namens de moeder is tijdens de zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder voert geen verweer tegen het verzoek tot een ondertoezichtstelling van [minderjarige]. Ze wil graag dat de situatie voor [minderjarige] verbetert en dat het goed komt. Ook geeft ze haar toestemming voor inzage in haar behandeling. De moeder mist [minderjarige] heel erg. Buitenom alle problemen vindt de moeder dat [minderjarige] het heel goed doet. Ze is trots op hem. De moeder ervaart moeite bij het krijgen van hulpverlening. Er zijn overal lange wachtlijsten. De moeder staat momenteel op de wachtlijst voor traumatherapie bij Emergis. Vorige week ging het niet goed met haar en is ze meegenomen door de ambulance en bij Emergis ondergebracht. Ze heeft daar gesprekken gehad met mensen en dat heeft haar goed gedaan. De moeder kon er maar een nachtje blijven maar eigenlijk had ze er langer willen zijn. De moeder hoopt dat haar traumabehandeling snel kan gaan starten. De moeder is eerder in behandeling geweest bij een psycholoog en heeft daar een persoonlijkheidsonderzoek ondergaan. De moeder heeft niet meegewerkt aan een IQ-test omdat ze bang was dat de deze test verkeerd zou maken. Ook heeft ze emotie-regulatie therapie gehad om te leren haar emoties beter te controleren. De moeder vindt het prima dat de GI contact opneemt met haar huisarts en haar behandelaar om inzage te krijgen in de therapie die ze gaat volgen. De moeder hoopt dat ze [minderjarige] vaker kan zien. Nu ziet ze [minderjarige] alleen onder begeleiding en dat vindt ze heel moeilijk. Van de ene op de andere dag is het contact tussen haar en [minderjarige] flink verminderd en daar is ze erg verdrietig om. De moeder ziet liever dat [minderjarige] bij haar moeder verblijft totdat de situatie bij haar thuis goed genoeg is voor [minderjarige]. Ook wil de moeder liever alleen contact met [minderjarige] bij haar thuis, zonder dat er begeleiding bij is. De moeder ziet in dat het goed is dat de GI betrokken gaat worden die strakker de regie kan nemen tussen de ouders. De ouders moeten op weg geholpen worden richting de juiste hulpverlening. De moeder heeft het gevoel dat zij onder een vergrootglas ligt en dat geeft een benauwend gevoel. Daarom heeft moeder het idee dat [minderjarige] beter af is bij oma. Zo gaat de druk die zij ervaart er wat vanaf. De moeder heeft het idee dat zij als het probleem wordt gezien, maar het probleem ligt tussen de beide ouders. Het is belangrijk dat er rust gaat komen voor [minderjarige]. De moeder is het niet eens met een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader. Zoals al aangegeven ziet de moeder [minderjarige] liever voorlopig bij haar moeder verblijven.
4.3.
De vader heeft tijdens de zitting verklaard dat hij het eens is met het verzoek van de Raad. De vader denkt dat een ondertoezichtstelling op dit moment nodig is. De ouders komen er samen niet uit. De vader schat de situatie bij de moeder thuis op dit moment onstabiel en niet goed. De vader heeft al langere tijd zorgen om de situatie bij de moeder tijd. Hij heeft altijd de hoop gehad dat deze situatie zou verbeteren, maar het is in zijn ogen alleen maar slechter geworden. Er zijn tussen de ouders tal van escalaties geweest, ook met politie-interventie. De vader denkt dat de moeder emotioneel niet beschikbaar is en is geweest voor [minderjarige] en hem niet kan bieden wat hij nodig heeft. Om die reden heeft de vader ervoor gekozen [minderjarige] bij zich te houden. De vader wil het beste voor [minderjarige]. Op dit moment is het voor [minderjarige] het beste dat hij bij zijn vader woont. [minderjarige] voelt zich op zijn gemak bij zijn vader. De vader hoopt dat de moeder haar leven op de rit krijgt en een goede moeder voor [minderjarige] kan zijn. De vader wil meewerken aan contact tussen [minderjarige] en zijn moeder. Er moet nog heel veel verbeteren voordat [minderjarige] weer bij zijn moeder kan gaan wonen.
4.4.
In zijn gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] aangegeven dat hij rust ervaart nu hij bij zijn vader verblijft. Hij vindt het fijn om bij zijn vader te wonen. Ook vindt hij het fijn om contact met zijn moeder te hebben. De periode dat hij bij zijn moeder woonde vond hij lastig. [minderjarige] had het gevoel dat zijn moeder snel boos werd. [minderjarige] is dol op voetbal. Dat is erg belangrijk voor hem. [minderjarige] wil later profvoetballer worden. Hij heeft veel zin zijn verjaardag, die hij gaat vieren zowel bij zijn vader als bij zijn moeder. Met zijn opa en oma kan [minderjarige] goed praten. [minderjarige] hoopt dat het snel beter gaat met zijn moeder. Als dat zo zou zijn dan wil hij misschien wel terug naar zijn moeder doordeweeks, maar dat kan nu nog niet. [minderjarige] geeft zijn leven momenteel een 6. Dat komt omdat hij in het verleden is gepest en nu op school ook door jongens is lastiggevallen. Om zijn leven een 8 te geven is het volgens [minderjarige] nodig dat het beter gaat met zijn moeder.
4.5.
De GI heeft tijdens de zitting verklaard dat zij, als de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, de ondertoezichtstelling zo snel mogelijk zal gaan oppakken. Wel is er momenteel sprake van een wachtlijst en werkt de GI met een instroomteam. Intern zal de GI gaan kijken of de zaak sneller kan worden opgepakt.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [minderjarige] wordt ernstig bedreigd. [minderjarige] zit klem tussen zijn ouders en heeft last heeft van de gespannen situatie tussen hen. Tussen de ouders is sprake van wantrouwen en goede communicatie tussen hen ontbreekt. Vanwege zorgen in de thuissituatie bij de moeder is [minderjarige] van de ene op de andere dag bij zijn vader gaan wonen. Er is geen sprake van onbelast contact tussen [minderjarige] en zijn moeder. Ook zijn er zorgen omtrent het feit dat er geen zicht is op de opvoedsituatie bij de moeder. De ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening, omdat gebleken is dat het de ouders eerder binnen het vrijwillig kader niet gelukt is de zorgen weg te nemen en er zelfs een situatie is ontstaan waarbij de vader [minderjarige] bij zich heeft gehouden en [minderjarige] vanaf dat moment bij vader verblijft. De kinderrechter is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat hij onder toezicht wordt gesteld van de GI. De kinderrechter neemt de door de Raad gestelde doelen over. Het is belangrijk dat onder leiding van de GI het komende jaar wordt gewerkt aan de volgende doelen:
  • [minderjarige] groeit op in een veilige, stabiele en voorspelbare opvoedsituatie;
  • [minderjarige] heeft onbelast contact met beide ouders;
  • Ouders hebben op een constructieve manier communicatie over de belangen van [minderjarige] en zijn in staat met elkaar samen te werken en hebben vertrouwen in elkaar als opvoeder en zijn gedrag te begrenzen waar nodig.
5.3.
De kinderrechter verwacht van de ouders dat zij hun medewerking zullen verlenen aan de stappen die de GI gaat zetten. De kinderrechter complimenteert de moeder dat zij ervoor heeft gekozen alsnog haar toestemming te verlenen aan de GI om inzicht te krijgen in haar hulpverleningstrajecten. Ook vindt de kinderrechter het een compliment waard voor de vader dat hij de zorg voor [minderjarige] ineens volledig op zich heeft genomen. De ouders moeten het komende jaar echter hard werken en gaan samenwerken. Ook is het noodzakelijk dat de moeder haar leven op de rit gaat krijgen.
5.4.
De ondertoezichtstelling is daarom in dit geval nodig. De kinderrechter stelt [minderjarige] onder toezicht voor de duur van een jaar.
5.5.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter is van oordeel dat het voorlopig voor [minderjarige] het beste is dat hij bij zijn vader verblijft. De moeder staat niet achter het verblijf van [minderjarige] bij zijn vader. Zij heeft liever dat [minderjarige] bij haar moeder verblijft. Nu de moeder niet achter het verblijf van [minderjarige] bij zijn vader staat is het noodzakelijk dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij zijn vader wordt verleend. De kinderrechter zal een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden, zoals verzocht door de Raad, verlenen. Binnen deze 6 maanden moet de GI beoordelen of [minderjarige] terug naar zijn moeder kan of dat hij bij zijn vader zal blijven wonen waarbij ook oog moet zijn voor invulling van het contact tussen [minderjarige] en zijn moeder. De kinderrechter vindt het op dit moment niet in het belang van [minderjarige] om bij zijn oma te verblijven. [minderjarige] kan nu onbelast contact hebben met zijn opa en oma en hen vertellen waar hij mee zit. De kinderrechter verwacht dat als oma een rol krijgt in de opvoeding van [minderjarige] en beslissingen moet nemen, dat spanningen met zich mee zal brengen en de mogelijkheid bestaat dat [minderjarige] ook op die plek belast zal worden. De kinderrechter geeft de GI mee de komende periode zicht te blijven houden op de vraag waar [minderjarige] op zijn plek zit.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 29 augustus 2025 tot 29 augustus 2026;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten de vader, met ingang van 29 augustus 2025 tot 27 februari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025 door mr. Verschoor-Bergsma, kinderrechter, in aanwezigheid van De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 12 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.
2.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.