ECLI:NL:RBZWB:2025:6542

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
BRE 25/4709
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake uitkering op grond van de Participatiewet

Op 30 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, vertegenwoordigd door de ISD Brabantse Wal. Verzoeker had een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in verband met de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Participatiewet. De ISD had besloten om nader onderzoek te doen naar het recht op uitkering, waarbij advies werd gevraagd aan het Instituut voor het midden- en kleinbedrijf (IMK). Verzoeker stemde in met dit onderzoek en er werd toegezegd dat er gedurende het onderzoek voorschotten zouden worden betaald.

De voorzieningenrechter oordeelde dat op basis van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, omdat er al voorschotten aan verzoeker werden betaald, werd er geen spoedeisend belang aangetoond. Verzoeker had aangegeven dat de voorschotten tijdelijk waren en dat er een risico bestond dat deze zouden worden stopgezet, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat zolang er voorschotten verstrekt worden en er geen aankondiging is dat deze stopgezet worden, er geen spoedeisend belang bestond. Daarom werd het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/4709

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 september 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom,

ISD Brabantse Wal (ISD), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker inzake de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Participatiewet.
De ISD heeft besloten nader onderzoek te doen naar het recht op uitkering. Onderdeel van dat onderzoek is het vragen van advies aan het Instituut voor het midden- en kleinbedrijf (IMK). Verzoeker heeft ingestemd met dit onderzoek. Toegezegd is dat er gedurende dit onderzoek voorschotten zullen worden betaald.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
6. Omdat er inmiddels voorschotten worden betaald aan verzoeker, heeft de griffier aan verzoeker gevraagd om het spoedeisend belang nader toe te lichten. Verzoeker heeft in reactie daarop gesteld dat het voorschot tijdelijk is en er nog geen definitieve beslissing is genomen over zijn recht op uitkering. Verder heeft hij opgemerkt dat er een risico bestaat dat de voorschotten worden stopgezet.
7. De ISD heeft in een e-mailbericht van 17 september 2025 aan verzoeker bevestigd dat er, in afwachting van het advies van het IMK voorschotten verstrekt zullen worden. Verzoeker heeft daarmee de beschikking over een inkomen, zodat er geen sprake is van een spoedeisend belang. Dat er nog geen definitief besluit is genomen over het recht op uitkering maakt dat niet anders. Hetzelfde geldt voor de stelling van verzoeker dat de voorschotten tijdelijk zijn en er de mogelijkheid bestaat dat de voorschotten worden stopgezet. Zolang er voorschotten verstrekt worden en er geen aankondiging is dat deze voorschotten gestopt worden, bestaat er geen spoedeisend belang bij een oordeel van de voorzieningenrechter. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 30 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.