In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 augustus 2025 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren in 1995, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en een schizofreniespectrumstoornis. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd door te verwijzen naar het gedrag van betrokkene, dat leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en zijn omgeving. Betrokkene heeft in het verleden meerdere keren zorg ontvangen, maar heeft recentelijk een terugval gehad in het gebruik van middelen, wat heeft geleid tot agressief gedrag en een locatieverbod. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, ondanks betrokkene's positieve stappen in zijn re-integratie, verplichte zorg noodzakelijk blijft om zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren en om de veiligheid van hemzelf en anderen te waarborgen. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van twaalf maanden, tot en met 21 augustus 2026, en omvat onder andere het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van betrokkene. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie voor aanvullende zorgvormen afgewezen, omdat hiervoor geen noodzaak bestond.