ECLI:NL:RBZWB:2025:6544

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
C/02/438462 / FA RK 25-4026
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Govaers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie voor betrokkene met psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 augustus 2025 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren in 1995, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en een schizofreniespectrumstoornis. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd door te verwijzen naar het gedrag van betrokkene, dat leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en zijn omgeving. Betrokkene heeft in het verleden meerdere keren zorg ontvangen, maar heeft recentelijk een terugval gehad in het gebruik van middelen, wat heeft geleid tot agressief gedrag en een locatieverbod. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, ondanks betrokkene's positieve stappen in zijn re-integratie, verplichte zorg noodzakelijk blijft om zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren en om de veiligheid van hemzelf en anderen te waarborgen. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van twaalf maanden, tot en met 21 augustus 2026, en omvat onder andere het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van betrokkene. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie voor aanvullende zorgvormen afgewezen, omdat hiervoor geen noodzaak bestond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/438462 / FA RK 25-4026
Datum uitspraak: 21 augustus 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. R.P.G. van der Weide uit Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 31 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2025 te [plaats] op de locatie van [accommodatie] , [plaats] . Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene;
  • de advocaat van betrokkene via een telefonische verbinding;
  • [naam 1] , casemanager FACT;
  • [naam 2] , psychiater.
In de hoor ruimte is gezorgd voor politie assistentie.
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend tot en met 24 september 2025.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), te verlenen voor de duur van twaalf maanden voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat er intussen meermalen een zorgmachtiging is verleend. Hij realiseert zich dat hij nog zorg nodig heeft, echter daarvoor is een verplicht kader niet langer noodzakelijk. Hij maakt positieve stappen; zo is hij bezig met een re-integratie- traject, bedoeld om te gaan werken in de groenvoorzieningen. Verder is hij sinds 3½ week gestopt met het gebruik van harddrugs en is hij niet van plan om opnieuw middelen te gaan gebruiken. Hij rookt alleen nog sigaretten, ook daarmee wil hij gaan stoppen. Er is ook geen sprake meer van (dreigend) ernstig nadeel. Wel kampt hij nog met boosheid, maar die is direct gerelateerd aan de medicatie, die hij via depots krijgt toegediend. Hij ervaart vervelende bijwerkingen van deze medicatie. Daarom verwacht dan wel eist hij dat de dosering daarvan wordt verlaagd. Ook gaat zijn voorkeur uit naar medicatie in tabletvorm.
4.2.
De psychiater brengt naar voren dat hij sinds een jaar als behandelaar voor betrokkene in beeld is. Bij betrokkene is sprake van neurobiologische ontwikkelings-stoornissen en een schizofreniespectrum stoornis en daarnaast een stoornis in middelengebruik. De stoornis van betrokkene heeft in het verleden geleid tot agressie en geweld jegens anderen, delictgedrag en daarnaast meerdere incidenten, waarbij sprake was van agressief gedrag van betrokkene naar zorgverleners en andere beroepsbeoefenaars.
Betrokkene heeft inmiddels een lange behandelgeschiedenis met ook meerdere verplichte klinische opnames. In maart 2024 volgde een verplichte klinische opname in het kader van een crisismaatregel en voortzetting daarvan, nadat betrokkene was gestopt met medicatie-gebruik en hij gevaarlijk en overlastgevend gedrag vertoonde door middel van nachtelijk schreeuwen, het uiten van dreigementen en verbaal agressief gedrag naar anderen. Betrokkene is vervolgens opnieuw klinisch ingesteld op depotmedicatie. Ook nadien bleek verplichte zorg in het kader van een zorgmachtiging nog noodzakelijk, omdat door betrokkene zijn psychotisch ziektebeeld niet werd onderkend en hij vond dat hij daarom geen medicatie meer nodig had. Wel functioneerde betrokkene een tijd lang redelijk tot goed totdat hij enkele maanden geleden een terugval kende in het gebruik van cocaïne en crack. In die periode waren er forse agressie incidenten, die deels gepaard gingen met forse agressie van betrokkene naar zorgverleners, waardoor (behandel)gesprekken niet langer mogelijk waren en de zorgverlening zich uiteindelijk genoodzaakt zag hem de toegang tot de FACT locatie te ontzeggen en over te gaan tot toediening van de depotmedicatie in een beveiligde omgeving, te weten bij [accommodatie]. Ook is de medicatie verhoogd naar de oorspronkelijke dosering.
Betrokkene laat op dit moment blijken dat hij de medicatie wil verlagen of althans wil overstappen op medicatie in tabletvorm en dat hij eigenlijk geen GGZ zorg meer wil. Betrokkene geeft aan sinds 3 ½ week te zijn gestopt met middelengebruik. Als zijn behandelaar ziet hij dit zeker als een positieve ontwikkeling, wat niet wegneemt dat deze periode te kort is om met betrokkene nu al in gesprek te gaan over een mogelijke aanpassing van de medicatie dosering. Daarvan uitgaand en ook rekening houdend met de voorgeschiedenis van betrokkene en het niet onderkennen door hem van zijn psychiatrische stoornis, acht hij verplichte zorg ook op dit moment nog noodzakelijk. Als de op dit moment strikt noodzakelijke zorgvormen benoemt hij het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen. Daarnaast ziet hij de noodzaak tot het verplicht kunnen beschikken over een klinische opnamemogelijkheid, in welk verband ‘het beperken van de bewegingsvrijheid’ ‘opname in een accommodatie’ en ‘insluiten’ aanvullend toegepast dienen te kunnen worden.
4.3.
De casemanager FACT sluit zich aan bij wat door de psychiater naar voren is gebracht. Aanvullend merkt hij op dat betrokkene tot dusver aan de behandelafspraken, waaronder medicatie toediening via depots in een beveiligde omgeving, meewerkt en dat in het gedrag van betrokkene duidelijk merkbaar is dat hij is gestopt met middelengebruik.
4.4.
De advocaat van betrokkene voert aan dat hij zijn cliënt al een aantal jaren bijstaat. Uit het voorgesprek is hem gebleken dat betrokkene begrijpt dat hij zorg nodig heeft, maar dat hij vooral last heeft van de bijwerkingen van de medicatie. Ook wil hij - uiteindelijk - meer autonomie en zelfbeschikking en een vrij leven zonder interventie van zorginstanties, althans niet in een verplicht maar in een vrijwillig kader. Met betrekking tot de vraag of er daarvoor in dit stadium al voldoende basis aanwezig is wenst hij zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
Verder heeft hij met zijn cliënt expliciet besproken dat hij zijn situatie zelf geheel in de hand heeft. Dit betekent ook dat hij definitief van de drugs af dient te blijven, nu het verleden heeft geleerd dat middelengebruik vrijwel direct leidt tot verergering van zijn psychische klachten en daardoor ook de kans op een nieuwe terugval in psychotische ontregeling wordt vergroot. Van belang in dat verband is tevens dat betrokkene in contact blijft met zijn behandelaar over de medicatie toediening en -dosering. Met deze toelichting wenst hij zich niet te verzetten tegen het verlenen van een zorgmachtiging, zoals mondeling ter zitting besproken.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling ter zitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen) en schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
5.3.
Daarnaast blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de stukken en de mondelinge behandeling dat het door zijn stoornis veroorzaakt gedrag van betrokkene leidt tot het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig nadeel in de vorm van:
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • maatschappelijke teloorgang.
  • het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
  • gevaar voor algemene veiligheid van personen en goederen.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat betrokkene, na met de geboden GGZ zorg, waaronder medicatie toediening, enige tijd redelijk tot goed te hebben gefunctioneerd, enkele maanden geleden een terugval heeft gehad in het gebruik van cocaïne en crack. In die periode waren er incidenten, waarbij sprake was van forse agressie gericht naar zorg-verleners, gevolgd door een locatieverbod en het over gaan tot toediening van de depotmedicatie in een beveiligde omgeving. Ook is de medicatie verhoogd naar de oorspronkelijke dosering. Verder heeft de behandelaar aangegeven dat, ondanks dat betrokkene zegt sinds 3 ½ week te zijn gestopt met middelengebruik, hij op dit moment (nog) geen aanleiding ziet om de medicatie dosering aan te passen. Ook ziet zij, gelet op de overige omstandigheden en de voorgeschiedenis van betrokkene, op dit moment geen aanleiding om de huidige behandelaanpak te veranderen. De rechtbank ziet geen aanleiding hierover anders te oordelen.
5.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
5.5.
Betrokkene laat blijken dat hij het liefst per direct wil dat de medicatie dosering wegens door hem ervaren vervelende bijwerkingen wordt verlaagd en dat van depots naar medicatie in tabletvorm wordt overgestapt. Zijn behandelaar heeft daarover aangegeven dat hij daarvoor nu (nog) geen mogelijkheden ziet. Daarvan uitgaande is naar het oordeel van de rechtbank zorg op vrijwillige basis geen optie. Verplichte zorg is daarom nodig.
5.6.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de zitting van oordeel dat in ieder geval de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
Daarnaast acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank zal daarom, met toepassing van artikel 6:4 lid 2 Wvggz, beslissen dat ook deze zorgvormen deel uitmaken van de te verlenen zorgmachtiging.
Het verzoek van de officier van justitie zal worden afgewezen voor zover dat ziet op de overige verzochte zorgvormen, nu voor het afgeven van een machtiging in zoverre geen noodzaak bestaat.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.9.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een zorgmachtiging verlenen voor een periode van twaalf maanden, als verzocht.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor:
[betrokkene] ,geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] ,
wat inhoudt dat de maatregelen die in rechtsoverweging 5.6, eerste en tweede alinea staan kunnen worden toegepast;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 21 augustus 2026;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025 door mr. Govaers, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 29 augustus 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.