In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 september 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren in 1976. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De rechtbank heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene en zijn advocaat, mr. J.J. van 't Hoff, aanwezig waren. Ook een gedragsdeskundige en een persoonlijke begeleider waren bij de zitting betrokken. De betrokkene verblijft momenteel in een accommodatie en heeft een verstandelijke beperking en een schizoaffectieve stoornis. De behandelaar heeft verklaard dat de betrokkene onrustig is en dat er een risico bestaat op agressief gedrag, wat de noodzaak van verplichte zorg onderstreept. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene en heeft daarom de gevraagde machtiging verleend voor de duur van zes weken. De rechtbank oordeelt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het risico op ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging geldt tot en met 10 oktober 2025.