ECLI:NL:RBZWB:2025:6559

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
01-387759-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met lichamelijk letsel en rijden zonder rijbewijs

Op 1 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 april 2024 in 's-Hertogenbosch een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 2004, reed zonder rijbewijs met een Seat Ibiza op de autosnelweg A59 en veroorzaakte een aanrijding met een Opel Corsa, bestuurd door een slachtoffer dat hierdoor lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat leidde tot de conclusie dat hij schuld had aan het ongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank besloot tot een geldboete van € 1.000,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. Voor het rijden zonder rijbewijs werd een geldboete van € 250,- opgelegd. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn spijtbetuiging, evenals het feit dat hij zijn rijbewijs kort na het ongeval heeft behaald. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers en de gevolgen van onvoorzichtig rijgedrag.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 01-387759-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 oktober 2025
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
raadsman mr. N.P.C.C. Langenberg, advocaat te Breda.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 september 2025, waarbij de officier van justitie mr. M. Soomers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:terwijl hij in een personenauto reed zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs, een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer]
(zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat hij gevaar of hinder op de
weg heeft veroorzaakt;
feit 2:een personenauto heeft bestuurd, terwijl hij niet in het bezit van een rijbewijs was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft gepleegd. Verdachte heeft aanmerkelijke schuld aan het ongeval gehad, als gevolg waarvan [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen, waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De officier van justitie acht ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt de navolgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte reed op 3 april 2024, zonder rijbewijs en zonder toestemming van zijn ouders, met hun Seat Ibiza op de autosnelweg A59 te ‘s-Hertogenbosch. Het was druk op de snelweg. Hij voegde in op de rechterrijbaan, tussen twee vrachtwagens. Verdachte wilde daarop direct de vrachtwagen voor hem inhalen en door naar de linkerrijbaan. Hij heeft daartoe over zijn linkerschouder naar achteren gekeken en gezien dat de auto met daarin [slachtoffer] hem op de linkerbaan passeerde. Zonder daarbij nog een keer naar voren te kijken, heeft verdachte zijn snelheid verhoogd om in een vloeiende beweging naar de linkerbaan te sturen. Hij reed circa 80 kilometer per uur. Toen het zicht van verdachte niet langer werd beperkt door de vrachtwagen voor hem, bleek [slachtoffer] te hebben geremd vanwege filevorming voor hem. Verdachte heeft dit te laat opgemerkt en kon niet meer voorkomen dat hij achterop de auto van [slachtoffer] reed. Bij [slachtoffer] is hierdoor letsel ontstaan aan zijn schouders en nek. De (pijn)klachten als gevolg daarvan hebben zeker zeven maanden aangehouden.
Feit 1
Artikel 6 WVW
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of verdachte door zijn gedraging schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW, en zo ja, in welke mate. Daarbij gaat het om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Van schuld in die zin is sprake wanneer de verdachte zich roekeloos, dan wel in hoge of aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft geen schuld in de zin van artikel 6 WVW op te leveren. Het rijgedrag van verdachte moet voor het vaststellen van (de mate van) schuld worden afgezet tegen dat wat van de gemiddelde verkeersdeelnemer mag worden verwacht.
Verdachte kwam na het invoegen achter een vrachtwagen te rijden. Zijn zicht werd daardoor belemmerd. Verdachte heeft direct willen inhalen, zonder in te (kunnen) schatten of dat verantwoord zou zijn. Hij heeft de auto van [slachtoffer] voorbij zien rijden en alleen daaruit opgemaakt dat de linkerbaan vrij was. Verdachte heeft onvoldoende afstand genomen tot de vrachtwagen voor hem, althans niet voldoende overzicht gecreëerd en is desondanks gaan inhalen. Daarbij komt dat verdachte niet beschikte over een rijbewijs. Gelet op het geheel van gedragingen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet gesproken kan worden van een kort moment van onoplettendheid, maar dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedrag. Dat maakt dat het ongeval is te wijten aan de schuld van verdachte, zoals bedoeld in artikel 6 WVW.
Letsel
Als gevolg van de aanrijding heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, bestaande uit pijn aan en beperkte beweeglijkheid van zijn nek en schouder. Deze whiplashklachten hebben ook geleid tot concentratieproblemen. Dit letsel valt op basis van de voorhanden informatie in het dossier niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel, omdat die voorhanden informatie daarvoor te weinig specifiek is. Wel is sprake van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. [slachtoffer] heeft immers enige tijd niet gewerkt, heeft een revalidatietraject moeten doorlopen en had na zeven maanden nog altijd post-traumatische klachten.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van aanrijding d.d. 20 november 2024, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 6 tot en met 12 van het eindproces-verbaal;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 17 september 2025.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 primair
hij op 3 april 2024 te ‘s-Hertogenbosch als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Seat Ibiza), daarmede rijdende over de weg, de autosnelweg A59, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen als volgt:
verdachte is rijdende over de autosnelweg A59 ter hoogte van hectometerpaal 129.5, terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs (terzake categorie B), na het invoegen op de autosnelweg direct van rijbaan gewisseld (van rijstrook 2 naar rijstrook 1) en heeft daarbij onvoldoende aandacht gehad voor de verkeerssituatie aldaar en heeft een op het weggedeelte voor hem op rijstrook 1 ontstane file en langzaam rijdend verkeer niet (tijdig) opgemerkt en was niet in staat om zijn personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor verdachte met zijn personenauto achterop een voor hem rijdende personenauto (merk Opel Corsa) is gebotst, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] (zijnde bestuurder van die personenauto merk Opel Corsa), zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
feit 2
hij op 3 april 2024 te ‘s-Hertogenbosch als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Seat Ibiza) heeft gereden op de weg, autosnelweg A59, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor feit 1 aan verdachte op te leggen een taakstraf van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Ten aanzien van feit 2 vordert zij aan verdachte op te leggen een geldboete van € 250,-.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte een first offender is en dat hij na het ongeval contact heeft opgenomen met [slachtoffer] om zijn excuses aan te bieden. Daarnaast heeft verdachte spijt betuigd. Indien de rechtbank ten aanzien van feit 1 wel tot een veroordeling van het primair ten laste gelegde komt, acht de verdediging de straf zoals geëist door de officier van justitie passend.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is zonder rijbewijs en medeweten van zijn ouders in hun auto gestapt en heeft vervolgens op de snelweg op onverantwoorde wijze een vrachtauto ingehaald. Hierdoor is hij achterop zijn voorganger geklapt, die daardoor letsel heeft opgelopen. Door zo te handelen heeft verdachte zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer miskend en de veiligheid van andere verkeersdeelnemers in gevaar gebracht.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat er sprake is van schuld in de vorm van aanmerkelijke onoplettendheid en onvoorzichtigheid. Dit is de laagste schuldgradatie van artikel 6 WVW. De rechtbank zal dit in de strafmaat meewegen. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor een verkeersongeval met lichamelijk letsel (waarbij geen alcoholgebruik aan de orde is en de categorie “aanmerkelijke schuld” bewezen wordt verklaard) uit van een geldboete van € 1.000,- en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om van de oriëntatiepunten af te wijken. Zo houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat hij zijn rijbewijs een week later alsnog heeft gehaald. De rechtbank houdt verder rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met justitie in aanraking was geweest en dat er zich ook nadien geen nieuwe feiten meer hebben voorgedaan. Verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen, wat onder meer blijkt uit het feit dat hij de avond van het ongeval contact heeft opgenomen met slachtoffer [slachtoffer] . Ook ter zitting toonde verdachte zich schuldbewust en zei hij zich de terechte boosheid van zijn ouders te hebben aangetrokken. De rechtbank is ervan overtuigd dat verdachte heeft geleerd van de gebeurtenis.
Ter zitting is verder gebleken dat de materiële schade van [slachtoffer] is vergoed door de verzekeraar van (de ouders van) verdachte. Zo ook de schade van Rijkswaterstaat en een deel van de schade aan het eigen voertuig. Het resterende deel van de schade is betaald door de ouders van verdachte. Vooralsnog heeft de verzekeraar de uitgekeerde bedragen niet verhaald op verdachte en zal daar naar verluidt ook in de toekomst niet alsnog toe overgaan. Verdachte heeft door het ongeval dus niet reeds (aanzienlijk) financieel nadeel bekomen.
Alle omstandigheden in ogenschouw genomen zal de rechtbank verdachte voor feit 1 veroordelen tot een geldboete van € 1.000,-. Daarnaast legt de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaren. Voor feit 2 zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een geldboete van € 250,-.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 107, 175, 177 en 179 van de Wegverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het
een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt
toegebracht;
feit 2:overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Feit 1 primair
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 1.000,-;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Feit 2
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 250,-;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
5 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K.J. van der Wal, voorzitter, en mr. C.H.W.M. Sterk en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 1 oktober 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 3 april 2024 te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Seat Ibiza), daarmede rijdende over de weg, de autosnelweg A59, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam te handelen als volgt:
verdachte is rijdende over de autosnelweg A59 ter hoogte van hectometerpaal 129.5, terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs (terzake categorie B), na het invoegen op de autosnelweg direct van rijbaan gewisseld (van rijstrook 2 naar rijstrook 1) en/of heeft daarbij onvoldoende aandacht gehad en/of gehouden voor de verkeerssituatie aldaar en/of heeft een op het weggedeelte voor hem op rijstrook 1 ontstane file en/of langzaam rijdend verkeer niet (tijdig) opgemerkt en/of was niet in staat om zijn personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor verdachte met zijn personenauto achterop een voor hem rijdende personenauto (merk Opel Corsa) is gebotst/gereden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer] (zijnde bestuurder van die personenauto merk Opel Corsa), zwaar lichamelijk letsel, te weten een whiplash en/of nek- en schouderklachten en/of hoofdpijn en/of hersenschudding, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 april 2024 te ‘s-Hertogenbosch, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Seat Ibiza), daarmee rijdende op de weg, de autosnelweg A59, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers is verdachte rijdende over de autosnelweg A59 ter hoogte van
hectometerpaal 129.5, terwijl hij niet in het bezit was van een geldig rijbewijs (terzake categorie B), na het invoegen op de autosnelweg direct van rijbaan gewisseld (van rijstrook 2 naar rijstrook 1) en/of heeft daarbij onvoldoende aandacht gehad en/of gehouden voor
de verkeerssituatie aldaar en/of heeft een op het weggedeelte voor hem op rijstrook 1 ontstane file en/of langzaam rijdend verkeer niet (tijdig) opgemerkt en/of was niet in staat om zijn personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waardoor verdachte met zijn personenauto achterop een voor hem rijdende personenauto (merk Opel Corsa) is gebotst/gereden;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij op of omstreeks 3 april 2024 te ‘s-Hertogenbosch , althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Seat Ibiza) heeft gereden op de weg, autosnelweg A59, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
( art 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )