ECLI:NL:RBZWB:2025:656

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
BRE 22/4453
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ongegrondverklaring van belastingrechtelijke uitspraak met betrekking tot loonheffingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 februari 2025 uitspraak gedaan op het verzet van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 7 april 2023. In die eerdere uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond met betrekking tot de uitspraken op bezwaar en verklaarde zich onbevoegd voor het beroep dat betrekking had op de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering. Het beroep van de belanghebbende had betrekking op de inhouding van loonheffingen over de tijdvakken van 9 november 2020 tot en met 31 december 2020 en van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021.

De belanghebbende heeft op 15 mei 2023 verzet ingesteld, maar heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft in deze uitspraak uitsluitend beoordeeld of de eerdere uitspraak van 7 april 2023 terecht was, en of het verzet gegrond was. De rechtbank concludeert dat het verzet ongegrond is, omdat de belanghebbende geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de eerdere beslissing zouden kunnen weerleggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaar van de belanghebbende te laat was ingediend en dat er geen verschoonbare redenen zijn gegeven voor deze overschrijding van de bezwaartermijn.

De rechtbank heeft ook bevestigd dat zij zich onbevoegd heeft verklaard met betrekking tot de ambtshalve beslissing, aangezien hiertegen geen bezwaar of beroep mogelijk is. De rechtbank heeft de uitspraak van 7 april 2023 in stand gelaten en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4453

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2025 op het verzet van

[belanghebbende] , uit [plaats] , Suriname, belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank van 7 april 2023 in het geding tussen
belanghebbende
en

de inspecteur van de belastingdienst

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 7 april 2023 waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond heeft verklaard voor zover het beroep ziet op de uitspraken op bezwaar. Verder heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep ziet op de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering. Het beroep ziet op de inhouding van loonheffingen over de tijdvakken 9 november 2020 tot en met 31 december 2020 en 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021.
1.1.
Bij brief van 15 mei 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 7 juni 2023, heeft belanghebbende verzet ingesteld.
1.2.
Belanghebbende heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 7 april 2023 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [1] is dat het beroep ongegrond is en de (fiscale) bestuursrechter onbevoegd is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Samenvatting van de uitspraak van 7 april 2023
Ongegrondverklaring
4. De rechtbank heeft het beroep tegen de uitspraken op bezwaar kennelijk ongegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het bezwaar te laat is ingediend en dat er geen redenen zijn aangevoerd die de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar maakt.
Onbevoegdverklaring
5. Daarnaast heeft de rechtbank zich ter zake van de ambtshalve beslissing onbevoegd verklaard, omdat tegen een dergelijke beslissing geen bezwaar en beroep mogelijk is. [2] De belastingrechter mag hier dus geen oordeel over geven.

Beoordeling van het verzet

6. Belanghebbende is in verzet gekomen, maar heeft geen gronden aangevoerd die zien op de uitspraak van de rechtbank van 7 april 2023. De rechtbank ziet geen reden om anders te oordelen dat in de uitspraak van 7 april 2023 is geoordeeld.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 10 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 25, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.