ECLI:NL:RBZWB:2025:6571
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake WOZ-waarde onroerende zaak door gebrek aan machtiging en verklaring van erfrecht
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de erfgenamen van [eiser] en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De heffingsambtenaar had op 24 februari 2024 de WOZ-waarde van de woning van [eiser] vastgesteld op € 579.000, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2024. Na het overlijden van [eiser] in 1996, hebben de erfgenamen bezwaar aangetekend tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd op 1 juli 2024 ongegrond verklaard. De gemachtigde van de erfgenamen heeft op 6 augustus 2024 beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft herhaaldelijk verzocht om een verklaring van erfrecht en een leesbare machtiging, die niet zijn overgelegd. Tijdens de zitting op 20 augustus 2025 heeft de rechtbank vastgesteld dat de gemachtigde niet aannemelijk heeft gemaakt gemachtigd te zijn om namens de erfgenamen op te treden. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en is er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsgevonden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gestelde gemachtigde niet de juiste bevoegdheid had om het beroep in te stellen, wat heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.